Ontwerp Zonder Titel 2023 01 16t113845.779

Leonie en haar adoptiemoeder gingen samen in therapie: ‘Er was veel onbegrip’

Over gevoelens spraken ze niet, om ruzie te vermijden. Pas twee jaar geleden leerden ze elkaar beter begrijpen, toen Leonie (40) en haar moeder Fokje (78) samen in therapie gingen. Leonie: “Jammer dat we dit niet twintig jaar eerder hebben gedaan.”

Leonie: “Twee jaar geleden volgde ik intensieve therapie omdat ik met problemen worstelde die vooral te maken hadden met mijn adoptie. Voor het eerst werd mijn adoptiemoeder daar toen ook bij betrokken. Het was vooral veel praten – dingen uit het verleden uitspreken. Dat was confronterend, maar ook heel verhelderend. Vooral omdat mijn moeder en ik nooit echt goed met elkaar hebben kunnen praten. Als zij iets wilde zeggen, werd ik vaak al boos voordat ze het gezegd had.”
Fokje: “Dus zeiden we op een gegeven moment maar niet al te veel meer tegen elkaar. Alleen het hoognodige. Ik denk dat we allebei heel erg ons best deden om geen ruzie meer te maken.”
Leonie: “Klopt. Onze band was daardoor niet goed, maar ook niet slecht. We kwamen gewoon bij elkaar over de vloer, maar over gevoelige onderwerpen – dat wat ons bezighield of gebeurtenissen uit het verleden – hadden we het niet. Daardoor bleef er van alles tussen ons hangen. Ik heb het als puber en jongvolwassene echt moeilijk gehad, maar daarover hebben we nooit gepraat.”
Fokje: “Toen je vroeg of ik wilde meewerken aan jouw therapie, heb ik geen moment getwijfeld. Ik doe alles om jou gelukkig te maken. Dat is altijd zo geweest, al kwam het misschien anders over.”

Niemand om mee te spelen

Leonie: “Ik was negen weken oud toen mijn ouders me adopteerden vanuit Jakarta, Indonesië. Mijn biologische moeder woonde nog bij haar moeder en had al een zoontje toen ik werd geboren. Nog een kind erbij was te veel. Daarom werd ik afgestaan.”
Fokje: “Je was een prachtig kind, heel lief. In onze familie waren we de laatsten die nog een baby kregen. Iedereen vond dat natuurlijk fantastisch, zo’n hummeltje, maar voor Leonie was het lastig. Haar neefjes en nichtjes waren allemaal ouder. Als we op familiebezoek gingen, had ze nooit iemand om mee te spelen. Al merkte ik niet dat ze daaronder leed. Ze kon zich prima in haar eentje vermaken met tekenspulletjes, een puzzel of ander speelgoed. Maar als ik nu terugkijk, moet het soms eenzaam zijn geweest. Erover klagen deed ze nooit. Maar heel eerlijk: ik wist niet altijd wat er in haar omging. Begreep haar soms ook niet. Dat werd erger toen ze ging puberen.”
Leonie: “Ik heb het je in mijn puberteit niet makkelijk gemaakt, hè? Maar ik lag echt met mezelf overhoop. Ik was enig kind en mijn moeder was heel zuinig op me. Ze wilde me beschermen voor alles. Ze was overbezorgd. Ik weet nu – ook door de therapie – dat ze de beste bedoelingen had, maar het voelde verstikkend. Ze vond altijd wel iets van mijn vrienden. Niks of niemand was goed genoeg. Voor mij wilde ze alleen het allerbeste. Maar haar keuzes waren vaak niet de mijne. Als puber werd me ineens erg duidelijk dat we niet dezelfde genen delen. We hebben een totaal ander karakter. Ik ben heel avontuurlijk, terwijl mijn moeder al snel iets spannend of eng vindt. Zij is een gezelligheidsdier, terwijl ik het liefst alleen ben. Dat botste.”

Bang voor afwijzing

“Ik had het gevoel dat ik in een keurslijf moest om aan alle verwachtingen van thuis te kunnen voldoen. Ik wilde perfect zijn. De druk die ik mezelf oplegde was enorm. Natuurlijk kon ik al die verwachtingen – waarvan ik dacht dat mijn moeder ze had – niet waarmaken. Zo ging een groot deel van de familie bijvoorbeeld naar het gymnasium en zat ik op de mavo. Ik wilde wel hogerop, maar het lukte niet. Ik werd onzeker van elke onvoldoende of elk goedbedoelde advies. Ik voelde me een mislukkeling en ontwikkelde ik een eetstoornis. Die wist ik goed te verbergen, al zagen mensen ook wel dat ik niet lekker in mijn vel zat.
Ik had ook vragen over mijn afkomst: wie ben ik? En: wie wil ik zijn? Ik heb een Nederlandse naam, maar zie er niet Nederlands uit. En in ons dorp voelde ik me een vreemde eend in de bijt. Ik was nieuwsgierig naar mijn biologische moeder, maar wilde ik ook weer niks met haar te maken hebben: bang voor afwijzing, bang om teleurgesteld te worden.
Mijn adoptieouders probeerden hierover met mij te praten. Maar ik vond dat lastig. Voelde me onbegrepen. Mijn emoties kon ik daardoor niet echt kwijt en ik werd een onhandelbare puber. Onuitstaanbaar zelfs. Ik hoorde ik weleens mensen zeggen: ‘Ze moet dankbaar zijn, ze heeft het toch goed hier? Eigenlijk moet ze zich schamen. Ze had het veel slechter kunnen treffen.’ Die opmerkingen deden pijn. Ik zette me daardoor nog meer af tegen mijn ouders.
Vooral tegen mijn moeder. De band met mijn vader was nog wel oké – hij was muziekleraar, werkte met pubers en begreep me in elk geval beter dan mijn moeder. Bij haar verkende ik dus de grenzen en ging ik eroverheen. Toen ik eenmaal uit mocht, bleef ik weg tot sluitingstijd. Of ik kwam helemaal niet thuis en bleef stiekem logeren bij vriendjes. Ik pakte mijn vrijheid. En ondertussen worstelde ik met mijn emoties, met vragen over mijn afkomst en werd ik steeds magerder.”

Te confronterend

Fokje: “Ik herinner me dat ik je vaak vroeg om samen Spoorloos te kijken. Ik dacht: misschien biedt dat opening voor een gesprek. Maar dat wilde je nooit. Ook niet als het ging om een adoptie uit Indonesië. Ik begreep het niet: waarom had je niet meer belangstelling voor je roots? Achteraf denk ik: dat had ik je toen gewoon moeten vragen.”
Leonie: “Ik liep er voor weg. Het was te confronterend. Bij Spoorloos zag je immers hoe adoptiekinderen hun ouders terugvonden. Dat happy end kon ik niet aan.”
Fokje: “In die tijd verloor ik totaal de grip op haar. Alles wat ik deed, wat ik zei, vond ze bemoeizuchtig. Het ging niet goed met haar, dat zag ik wel, maar ik kon haar niet bereiken. Dat ze zich afzette tegen mij, trok ik nauwelijks. Ik heb me overigens nooit van haar afgekeerd. Ze is mijn kind, ik wilde haar helpen, maar ik had geen idee hoe. Tegelijkertijd dacht ik: waar is het fout gegaan? Puberen is normaal, maar dit…
Leonie herkende ik totaal niet meer. Of eigenlijk herkende ik niets meer van mezelf in haar gedrag. Ze deed dingen die ik nooit zou doen, was losbandig. Ik heb heel wat slapeloze nachten en hartkloppingen gehad. Er was in die tijd ook nog niet zo veel bekend over de hechtingsproblematiek waar veel adoptiekinderen mee kampen. En hoe je daar het beste mee kunt omgaan als adoptieouders.”

Ergste nachtmerrie

“Het werd nog erger toen we in de gaten kregen dat ze zichzelf uithongerde. De ergste nachtmerrie van een ouder. Ik wilde dat ze weer at, gezond werd, maar wist niet hoe ik dat voor elkaar moest krijgen. Ik kende niemand met een eetstoornis. Nu hoef je het woord eetstoornis maar te googlen en je hebt informatie. Dat was destijds anders. Dus zei ik dingen als: ‘Wat ongezellig dat je niets eet. Ik heb zo lekker gekookt.’”
Leonie: “Tja, iemand met een eetstoornis help je niet door te zeggen: ‘Eet twee boterhammen extra en het komt weer goed.’ Ik zie nu ook wel in dat mijn moeder wanhopig was en daardoor van alles probeerde. Ze zei dingen als: ‘Wat zie je er slecht uit. Je bent zo mager, ik zie je botten. Eet toch wat.’ Terwijl ze toen beter gewoon had kunnen vragen: ‘Wat is er toch met je aan de hand? Ik maak me zorgen.’ Natuurlijk is dat lastig en waarschijnlijk had ik ook hier niet goed op gereageerd, omdat onze band toen al fragiel was.
Op mijn dieptepunt woog ik nog maar veertig kilo bij een lengte van 1.65 meter. Op mijn 22ste ging ik uiteindelijk twee maanden naar een kliniek. Daar ben ik goed geholpen. Eten blijft een dingetje: ik heb een paar terugvallen gehad, maar zit nu alweer een tijd op een gezond gewicht.”
Fokje: “Die eetstoornis was verschrikkelijk. Ik zag haar elke dag aftakelen en dat wil je niet voor je kind. Gelukkig knapte ze op.”

Patronen doorbreken

Leonie: “Ons contact werd eigenlijk pas beter toen mijn leven stabieler werd. Dat was zo rond mijn 23ste, toen ik moeder werd van Thomas, hij is nu zestien. Later kreeg ik er nog twee jongens bij: Mauro, nu veertien, en Tim, hij is dertien. Mijn moeder bleek een heel lieve oma. Toch miste ik die emotionele band die dochters met hun moeder hebben. Daarom zijn we in therapie gegaan.”
Fokje: “Ik ben blij dat ik daarmee heb ingestemd. Systeemgesprekken noemen ze het. Het gaat er daarbij niet om oorzaken, fouten of schuldigen aan te wijzen, maar om vastzittende patronen met elkaar te doorbreken en erachter te komen waaróm iemand iets doet of zegt. Ik zei vaak dingen die helemaal verkeerd vielen en tijdens de therapie kon ik Leonie duidelijk maken dat ik het goed bedoelde. Niet om haar de les te lezen. Zij vatte dat wel zo op en reageerde dan fel. Ik let er nu meer op hoe ik iets breng. Niet meer zo direct.”
Leonie: “Wat ik heb geleerd, is dat als mijn moeder iets zegt wat ik niet leuk vind, ik me eerst afvraag: wat wil ze me nu eigenlijk vertellen? Wat is haar boodschap? Vaak is die namelijk niet verkeerd. Ik voelde me altijd snel aangevallen. Onterecht, weet ik nu. Dus bij twijfel vraag ik nu: ‘Hoe bedoel je dit?’
We praten sowieso veel meer. Die therapie heeft ons echt geholpen. We hebben alles uitgesproken en accepteren nu dat er verschillen zijn. Daardoor hebben we ook meer begrip voor elkaar gekregen. Jammer dat we dit niet twintig jaar eerder hebben gedaan.”

Nog meer innerlijke rust

Fokje: “Ik vind het heel fijn dat Leonie tegenwoordig regelmatig koffie komt drinken als de kinderen op school zijn. Of we wandelen met de hond. Afgelopen zomer waren we toevallig allebei in Oostenrijk op vakantie en zijn we een hele dag samen geweest. Heel waardevol. Ik vind het fijn dat onze band hechter is geworden. Ze vraagt me veel, is oprecht geïnteresseerd. Die therapie heeft ons goed gedaan, heeft Leonie goed gedaan. Ik zie dat ze gelukkiger is met wie ze is. Misschien krijgt ze nog meer innerlijke rust als ze ooit haar geboorteland Indonesië bezoekt.”
Leonie: “Dat is inderdaad mijn grote droom. Die reis gaat me inderdaad nog completer maken, denk ik. Maar ik doe het stapje voor stapje. Ik ben al zo blij dat wij elkaar beter begrijpen. Of ik ooit mijn biologische familie ga vinden? Eerlijk gezegd denk ik dat die kans vrij klein is. Ik heb Spoorloos al eens geschreven en zij konden niks met de summiere informatie die ik heb. Maar misschien is het al voldoende om het eiland Java – waar ik ben geboren – te zien en te ruiken. Want waar ik vandaan kom, is toch ook een stukje van wie ik ben.”

Tekst: Jolanda Hofland
Foto: Amaury Miller
Visagie: Lisette Verhoofstad

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een abonnement op Vriendin.