Placeholder

Klare taal

Stefanie, Dirk en Faith, zitten bij de psychiater. Stefanie en Dirk willen liever niet dat hun dochter medicijnen krijgt voorgeschreven. Dirk weet zich goed te verwoorden tegenover de psychiater: met klare taal.

Stefanie, Dirk en Faith, zitten bij de psychiater. Stefanie en Dirk willen liever niet dat hun dochter medicijnen krijgt voorgeschreven. Dirk weet zich goed te verwoorden tegenover de psychiater: met klare taal.

De psychiater wil Dirk en mij eerst spreken. Faith wil zij er later pas bijhalen.
‘Waarom?’ vraagt Dirk. ‘Ze is twintig en kan er toch gewoon bijzitten?’
De psychiater is onaangenaam verrast, maar stemt ermee in om Faith erbij te laten zitten, al zegt ze dat wij Faith zouden kunnen beïnvloeden. 
‘U kunt Faith ook beïnvloeden’, zegt Dirk. Vorige week waren Faith en ik samen bij de psychiater. Ik had het gevoel dat de psychiater mijn kijk op medicatie bij psychische klachten wilde beïnvloeden. Dirk besloot vandaag mee te gaan naar de uitleg over farmacotherapie. Dirk is recht voor zijn raap. Ik uit mijn mening  voorzichtig, omdat ik bang ben voor boze reacties. Boosheid blijft uit. Het gesprek verloopt wel stroef. Ik voel mij ongemakkelijk, maar ben trots op Dirk. Hij legt duidelijk uit waarom hij tegen medicatie is. Faith is rustig. Dirks klare taal bezorgt haar geen spanningen.

De psychiater meent dat ons denkbeeld over medicatie bij psychische klachten door een negatieve ervaring komt. We hebben vroeger inderdaad kinderen gezien, bij wie de negatieve effecten van het medicijngebruik zichtbaar waren. Dirk benadrukt dat wij ons in de medicatie verdiept hebben en dat zijn gevoel zegt, dat deze geneesmiddelen niet goed zijn voor onze dochter. De psychiater wil niet verder discussiëren. ‘We doen het niet’, beslist ze en ze zegt, net als vorige week, dat onze mening een negatief effect zou hebben als Faith medicijnen zou gaan gebruiken.
‘Maar als ik denk dat het toch nodig is, kom ik erop terug’, waarschuwt ze. Ze vraagt niet eens meer aan Faith wat zij eigenlijk wil.

Na een half uurtje staan we weer buiten. Dirk doet zijn helm op en rijdt knetterend weg. In de auto zegt Faith lachend dat ze net als Dirk is. ‘Koppig’, noemt zij het. Ze is trots op haar vader en klinkt opgelucht.
‘Ik ben ook wel een beetje bang voor die medicijnen’, zegt ze. Ze kent een meisje dat vaak boos is op haar medicijnen. Het meisje wordt er moe van en valt overdag soms in slaap. Misschien liet Faith zich vorige week gaan door haar emoties en beïnvloedde de psychiater haar, waardoor zij medicijnen leek te willen. Nu deinst zij ervoor terug. Ik hoef Adriana nog niet op te halen en kan nog even mee naar Faiths werk. Door Dirks ondubbelzinnige woorden en de geërgerde psychiater heb ik een half uur tijdswinst.