Placeholder

Het verkeersengeltje

Stefanie leert Adriana fietsen en dat is best een hele spannende opgave..

Stefanie leert Adriana fietsen en dat is best een hele spannende opgave..

‘Mag ik op de weg?’ Adriana kijkt me van onder haar roze helmpje even aan. Ze rijdt op de stoep op haar 16 inch fiets. Ik fiets op de klinkerweg naast het trottoir. Nu Adriana zelf kan opstappen, kan ik met haar mee fietsen. Hiervoor rende ik maar wat achter haar aan.

Ik heb het al doorgemaakt met de andere kinderen. Toch vind ik het spannend dat ze de weg op wil, maar ik weet dat Adriana mijn vertrouwen nodig heeft.

‘Ja, natuurlijk! Kom maar naast mij fietsen,’ zeg ik.
We fietsen naast elkaar op de weg, gaan de bocht om, onze straat uit, de wereld van het verkeer in.

Adriana laat enthousiaste kreetjes horen en fietst behoorlijk stabiel. Ze is een adorabel schatje, met haar kleine beentjes, haar geconcentreerde gezichtje en haar roze helmpje. Ze valt op. Andere verkeersdeelnemers kijken vertederd naar haar en roepen bemoedigende woordjes.

Dan gaat het mis. We moeten naar het fietspad aan de overkant van de weg. Een onhandige situatie.

‘Stop maar even,’ zeg ik tegen Adriana. Ze begint te wiebelen, raakt de stoeprand en valt. Ze heeft haar hand bezeerd, maar na een paar tranen wil ze verder fietsen. Vastberaden stapt ze op en we vervolgen onze rit naar de bibliotheek.

‘Pfff!’ Ik trek aan mijn plakkerige sweater, als ik onze fietsen in het fietsenrek heb gezet.
Maar…we moeten nog terug.

Halverwege de terugweg wil Adriana toch weer op de stoep fietsen. Ze is moe geworden. Ik fiets, net als in het begin, naast de stoep op de weg.
‘Even wachten tot we kunnen oversteken,’ zeg ik, als de stoep plaats moet maken voor een straat.
‘Ga aan de overkant de stoep maar weer op.’

Adriana luistert goed, maar fietst van de rechterstoep pardoes over de weg naar de linkerstoep.
Ik schrik. Een stukje controleverlies. Gevaarlijk! ‘Recht oversteken,’ had ik moeten zeggen.

Angstvallig kijk ik naar de auto achter ons, die gelukkig niet zo snel rijdt. De auto komt stapvoets naast mij rijden. Het raampje gaat open.
‘Moeilijk hè, je dochter leren fietsen.’
Een kennis. Ze lacht vriendelijk, zwaait en rijdt door.
Hè, moet een bekende dat net zien. Nou ja, godzijdank is er niets gebeurd. Gelukkig hebben we in zulke situaties oplettende verkeersdeelnemers om ons heen, zodat het goed afloopt en als die niet opletten, hebben we nog dat engeltje op onze schouder en als dat engeltje even zit te dromen…nee, dat zal ze nooit doen!