Placeholder

Het Gruffalobos

Stefanie bezoekt samen met Adriana de wereld van de Gruffalo, en wat is het daar toch fijn…

Stefanie bezoekt samen met Adriana de wereld van de Gruffalo, en wat is het daar toch fijn…

In de nieuwe boekenwinkel is het koel. De brede, gevaarlijke trap lokt Adriana naar boven. Daar zijn informatieboeken. Er is ook een smaakvol ingerichte koffiebar. Als we weer beneden zijn, pakt mijn dochtertje knuffeldieren van een plank. Het zijn figuren uit De Gruffalo.

We zijn al een keer in deze boekenzaak geweest. Toen beloofde ik Adriana dat zij in de vakantie een boek mocht uitzoeken. Ze wilde De Gruffalo en houdt zich nu bij dat besluit.
We kunnen thuis de warmte vermijden, maar ik weet een schaduwrijk parkje.
‘Zullen we naar het Gruffalobos?’ vraag ik fluisterend.
Adriana glundert.
Achter het gemeentehuis ligt een piepklein parkje met bosjes en wel zes bankjes rondom een grasveldje, waarop een grote kastanjeboom en een kunstwerk staan.
Wij zijn de enige bezoekers. Ik wijs naar de grond. ‘Voetafdrukken van de Gruffalo’ lispel ik. We horen geritsel in de bosjes en sluipen over het paadje. Dan ziet Adriana het monster in de prullenbak zitten. We vinden het zielig en reiken hem een stok toe, zodat hij zich kan ophijsen. Onder de kastanjeboom maakt Adriana een pan van gras en kookt soep. Op het veld liggen minuscule, uitgedroogde, stekelige bolsters. Ze moeten hier al heel lang liggen.
‘Wil je soepballetjes?’ Adriana neemt ze gretig aan. Samen met de Gruffalo eten wij van de soep. Dan gaan we languit in het gras liggen. Uitgedroogde grassprietjes plakken aan Adriana’s kleding. Die zullen ook wel op mijn rug zitten. Het geeft niets. Ik wil genieten, net als Adriana.
De tijd dat ik met de oudste kinderen in het gras speelde is voorbij. Ik zie de blauwe hemel en vraag aan mijn lieve mama daarboven of ik een goede moeder ben voor de oudste kinderen, of alles goed komt. Mama leidt mij naar de gedachte aan mijn oudste dochter: een jonge, zelfstandige vrouw. Ze is het huis al uit. Dirk en ik hebben een fijne band met haar. ‘Dank je, mama. Uiteindelijk zal dus iedereen zijn of haar weg vinden.’

Ik ruik het gras, hoor het fluisterende lover en proef de smaak van Gruffalosoep. Ik zie mijn jongste kind genieten van dit mooie leven. ‘Zullen we hier straks weer naartoe?’ vraagt ze, als we weer op de fiets stappen.

Thuis ploft Adriana op de bank en pakt haar nieuwe boek. Ik ga naast haar zitten en begin met voorlezen: ‘In het donkere bos…’ Opnieuw zweven we de wereld van de Gruffalo binnen.