Vrouw (36)

Fiekes ouders willen niet op haar kinderen passen

Fieke (33) vindt het onbegrijpelijk dat haar ouders niet op haar kinderen willen passen. “Ze weten niet wat ze missen, denk ik vaak.”

Fieke: “Op donderdag, als voor mijn gevoel het hele land werkt, ben ik vrij. Vaste prik: met mijn zoon Lasse van drie naar de markt, en toen zijn broer Yorick – hij is nu zes – nog niet naar school ging, met beide jongens. Een stroopwafel halen en daarna naar de speeltuin. Als ik daar om me heen kijk, word ik vaak overvallen door een soort zwaar gevoel van verdriet en op een rare manier gemis. Want op donderdagochtend is de speeltuin, en eigenlijk ook de markt, het domein van de opa’s en oma’s. Dan zie ik zestigers met kleine kinderen dollen in de zandbak, duwen op de schommel of opvangen onderaan de glijbaan. Kinderen die platgeknuffeld worden, grootouders die hippe kinderwagens of loopfietsjes voortduwen en zo duidelijk aan het genieten zijn. Bij school, als ik Yorick ophaal, komen kinderen rennend naar buiten: ‘Oma! Opa!’ Dat zou ik ook zo graag willen voor mijn kinderen. Ernaar kijken doet pijn.
De band met mijn ouders zou ik als ‘oké’ omschrijven. Er is geen ruzie, geen gedoe. Ik heb een prima jeugd gehad, nooit zorgen om geld of een scheiding of andere nare dingen. Mijn ouders zijn heel degelijk, maar ze lopen niet over van warmte of gezelligheid. Toen ik uit huis ging, heb ik een tijdlang weinig contact gehad. Ik had een nieuw leven en als ik belde, merkte ik dat ze mij niet echt konden volgen. Andersom belden zij nooit. Loslaten hebben mijn ouders nooit moeilijk gevonden en mijn oude kamer werd meteen tot hobbyruimte omgetoverd. Het was net of ze blij waren dat ze die ruimte en hun vrijheid terug hadden nadat ik, na mijn zus, ook op kamers was gegaan. Ze houden van me, dat weet ik wel. Maar ze laten het niet vaak merken.”

Zo negatief

“Toen ik moeder werd, had ik de hoop dat dat ons dichter bij elkaar zou brengen. Yorick was hun tweede kleinkind en ze stonden dezelfde avond aan mijn bed om hem te bewonderen – dat deed me heel veel, zo duidelijk voelen dat zijn geboorte ertoe deed voor hen. Maar toen het nieuwtje eraf was, droogde hun aandacht op. De eerste maand kwamen ze drie keer langs, de tweede maand nog twee keer en daarna werd het allemaal normaal en dat betekent in hun geval dat ze niet zo vaak hun gezicht laten zien. Bij Lasse verloren ze hun aandacht nog sneller.
Ze hadden zo’n druk leven, hoorde ik vaak als ik belde of appte. Het is niet dat ze niet van hun kleinkinderen houden, maar de jongens lijken gewoon een beetje buiten hun leven te staan. Toen ik een keer zei dat we voor Lasse in het begin maar twee en geen drie dagen opvang konden krijgen, zei mijn moeder: ‘Dat wordt dan minder werken, hè.’ Om te vervolgen: ‘Maar goed, dat kan ook wel, volgens mij stroomt het geld binnen.’ Dat maakte me verdrietig. Joost en ik hebben hard gewerkt voor ons vrijstaande huis en voor het leven dat we kunnen leiden. Waarom moest mijn moeder dat nou zeggen? Zo negatief. Ze had ook kunnen zeggen dat ze trots op me is of dat het mooi is dat wij onze jongens een zorgeloze jeugd kunnen bieden – dat voel je als ouders toch, als je kind het op die manier goed voor elkaar heeft? Maar mijn ouders zijn niet erg complimenteus, nooit geweest ook.
En bovendien, ik had zo gehoopt dat ze zou zeggen: dan passen wij toch een dag op tot die plek er wel is. Ze wonen op een halfuur rijden, is dat nou zoveel moeite? En het zou bovendien maximaal vijf maanden duren. Een mooie, afgeronde tijd, ik zou niet tot in de eeuwigheid iets van hen vragen. Maar mijn moeder ging er niet op in en ook mijn vader, die erbij was, zei niets. Daar heb ik best even om gehuild. Zelfs dit was kennelijk te veel moeite. Joost zei later: ‘Je had het rechtstreeks moeten vragen, dan kunnen ze er niet onderuit. Of ze weigeren en dan kun je erover in gesprek, vertellen hoe jij je voelt.’ Maar ergens ben ik bang voor de afwijzing die ik dan te horen krijg.”

Lachen met opa en oma

“Om me heen zie ik zoveel gezinnen waar grootouders een of meerdere dagen per week oppassen. Soms zelfs drie of vier – dat lijkt me voor die grootouders wel zwaar en dat zou ik nooit van mijn ouders verwachten. Maar als ik ouders van vriendinnen spreek, hoor ik vaak: we doen dit uit liefde, we voelen ons dankbaar dat we dit voor onze kinderen en kleinkinderen kunnen doen, we zouden echt niet anders willen.
Ik denk dat dát precies is wat ik bij mijn ouders mis, die wil om op meer dan een ‘op bezoek’-manier bij hun kleinkinderen betrokken te zijn. Het doet iets met je band als je écht zorgt voor een kind, als je tijd samen doorbrengt, als je een kind naar bed brengt of meeneemt naar de speeltuin of in slaap wiegt. Dat gun ik mijn jongens zo, dat ze op die manier een band met hun grootouders opbouwen, dat ze samen kunnen lachen en avonturen beleven en dat ze opa en oma écht leren kennen. Nu blijft het voor mijn gevoel aan de oppervlakte zweven. Ik heb het daarbij niet over een vaste oppasdag, want dat is natuurlijk echt niet de enige manier om die band op te bouwen. Het kan ook een weekend zijn of bijvoorbeeld twee of drie dagen in de schoolvakantie. Maar niets van dat alles gebeurt.
Mijn ouders zijn betrokken grootouders in de zin van verjaardagscadeautjes of bellen bij het zwemdiploma. Ze appen op de eerste schooldag en komen precies om de vier weken bij ons langs, zodat ze de jongens kunnen zien. Het lijkt wel of een agendamelding hen eraan moet herinneren dat ze twee kleinzoons hebben. Als ze er zijn, moet er altijd even genoemd worden hoe druk hun leven is, hoe ze in beslag worden genomen door hun vrijwilligerswerk en – en dit doet pijn – de dochter van mijn zus over wie ze vol trots praten. Mijn zus die op vijf minuten fietsen woont en vijftien uur per week werkt, maar toch voortdurend een beroep op mijn ouders doet voor haar dochter van zeven. Hoe vaak mijn moeder haar niet even oppikt uit school of ophaalt om de stad in te gaan.
Op het precieze aantal dagen heb ik geen zicht, maar zeker wekelijks. Geen vaste dagen, nee, dat niet. Maar dit is toch ook oppassen? Terwijl ze nog nooit bij de school van mijn kinderen is geweest en de laatste, tevens enige, logeerpartij van de jongens twee jaar geleden was. Toen hebben ze een nachtje bij mijn ouders geslapen omdat de moeder van Joost op sterven lag en wij niet weg konden uit het ziekenhuis. Maar de volgende ochtend om negen uur kregen we de jongens terug en daarna is het nooit meer gebeurd.
Ik heb weleens een balletje opgegooid bij mijn ouders, maar ze happen nooit. Als ik bijvoorbeeld zeg dat Yorick het zo leuk vindt bij hen thuis en dat hij het nog weleens over het slapen van toen heeft, praten mijn ouders daar overheen. Of ze beginnen op te sommen wat ze allemaal moeten doen de komende tijd, inclusief het oogsten in de moestuin of een vergadering in de buurt. Van die dingen waarvan je denkt: dat is toch geen dagtaak? Ik snap er niets van dat ze daardoor geen kleinkinderen te logeren kunnen hebben, maar toch ga ik ook niet door over het onderwerp. Mijn ouders confronteren vind ik lastig, zo’n gezin zijn we niet. Vaak denk ik: ze weten niet wat ze missen, het is hún verlies. Maar hoewel die gedachte me troost geeft, voel ik toch de pijn dat ook mijn jongens zoveel missen.”

Meer hun best doen

“Begrijp me niet verkeerd, het gaat mij niet om de praktische kant van het oppassen. Om niet te hoeven stressen in de file omdat de opvang dichtgaat of om een maaltijd die klaarstaat als ik thuiskom – twee van de voordelen die ik vaak van vriendinnen hoor. En het gaat zeker niet om het geld. We hebben een leuke opvang voor onze kinderen, waar ze drie dagen in de week naartoe gaan. Ja, dat neemt een hap uit ons inkomen, maar we kunnen heus nog uit eten en op vakantie. Ik vind ook niet dat mijn ouders hun eigen leven aan de kant moeten zetten voor mij of dat het hun plicht is om op te passen. Maar ik zou het gewoon zo leuk vinden als ze wat meer hun best doen.
Soms heb ik het hier met vriendinnen over, maar ik merk dat ze mij niet altijd begrijpen. ‘Nou, ik heb liever de opvang dan mijn schoonmoeder’, zei een vriendin laatst. Want na een dag met haar schoonmoeder is haar zoontje helemaal hyper van alle suiker die hij krijgt en bovendien heeft de schoonmoeder commentaar op de indeling van de keuken en de kinderkamer. En ja, ik begrijp dat er zeker nadelen aan oppasoma’s en -opa’s zijn, maar wat mijn vriendin vergeet, is dat haar schoonmoeder wél een dag uit haar week ‘opoffert’ aan haar kleinkind. Dat ze het belangrijk genoeg vindt, dat ze er zélf voor kiest om tijd aan haar kleinzoon te besteden. Dat ze rondloopt met een telefoon met tientallen foto’s En dat is wat mij steekt. Mijn ouders vinden het niet belangrijk genoeg. Mijn ouders zien tijd doorbrengen met hun kleinkinderen als een moetje, of zelfs als een last. En het is moeilijk om dat niet persoonlijk op te vatten. Ik heb vaak het gevoel dat ze niet alleen mijn jongens, maar ook mij niet belangrijk genoeg vinden.
Gelukkig heb ik inmiddels, mede dankzij Joost, geleerd om het me niet meer op die manier te laten raken. De situatie verandert er niet door en ik voel me er alleen maar verdrietig door. In plaats daarvan kan ik beter denken: ik ga het later anders doen. Ik word die oma in de speeltuin, die liedjes zingt, ze platknuffelt en geen seconde wil missen van haar kleinkinderen. Tot mijn jongens, dan mannen, me smeken om een keer weg te blijven.”

Tekst: Mariëtte Middelbeek. Om privacyredenen zijn alle namen veranderd. De echte namen zijn bekend bij de redactie.​​​​​​
Foto: Getty Images

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.