Placeholder

De volgende stap

Faith is klaar voor een nieuwe stap. Eerst verbleef ze in een logeerhuis, nu gaat ze naar een trainhuis. Stefanie gaat met haar mee, ook al moet ze door de stromende regen fietsen.

Faith is klaar voor een nieuwe stap. Eerst verbleef ze in een logeerhuis, nu gaat ze naar een trainhuis. Stefanie gaat met haar mee, ook al moet ze door de stromende regen fietsen.

De regen klettert tegen mijn regenpak als ik word ingehaald door onze eigen auto. Ze zwaaien allemaal: Dirk, mijn schoonmoeder, Adriana en Faith. De fiets paste er niet meer bij, maar ik vind het geen probleem om te fietsen.

Het trainhuis is van dezelfde organisatie als het logeerhuis. Daar ging Faith 2 nachten per week naartoe. In het trainhuis worden dat 5 nachten en wordt ze voorbereid op het zelfstandig wonen. In het weekend is ze thuis.

De wachtlijsten voor permanent begeleid wonen zijn lang. Bovendien kan Faith de huur van zo’n woning met haar Wajong-uitkering niet betalen. Over 3 jaar komt ze pas in aanmerking voor huurtoeslag. Het trainhuis is een tussenstap. Faith krijgt deze mogelijkheid, omdat ze een indicatie voor langdurige zorg van Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) heeft.

In het trainhuis runnen de bewoners het huishouden. Op bepaalde tijden is er begeleiding aanwezig.

Faith gaat vanuit het trainhuis gewoon door met haar bezigheden: haar werk in de cadeauwinkel en op het atelier, dansles en vriendinnen bezoeken.

Vanmiddag was Faith gestrest en het regende zo hard, dat ik voorstelde om op haar fiets naar het trainhuis te gaan, want ze heeft daar wel een fiets nodig.

Een moederlijke begeleidster, die Faith al kent van het logeerhuis, ontvangt ons in de kleine huiskamer. Alles ziet er nieuw uit, maar ook een beetje kaal. Misschien kan Faith een schilderij maken voor aan de muur. Op haar kamer staat een nieuw bed en er ligt een moderne laminaatvloer.

Ik stel mij voor als de moeder van Faith.
‘Sprekend!’ zegt Faiths medebewoner.
‘Hoe is het mogelijk!’ antwoord ik knipogend.
Faith praat snel en giechelend. Het is ook spannend. Als ik naar een telefoonlijn vraag, blijkt die nog niet geregeld te zijn. Ook is er nog geen Wifi-verbinding en Faith heeft geen beltegoed. Ik geef haar mijn telefoon, zodat ze kan bellen.

Maar mijn telefoon stelt haar niet gerust. Faith voelt zich onveilig. Er valt een gat in de soliditeit van het trainhuis. Ze is boos en wil weggaan, maar eigenlijk is het, hoe lastig ook, voor ons tijd om weg te gaan. Ik zeg dat ik haar om 20.30 uur zal bellen.

Precies om 20.30 uur bel ik op. Faith heeft spaghetti gekookt, haar tassen uitgepakt en is onder de douche geweest. Het huis waar ze zo graag naartoe wilde, is nu ineens vreemd en onwerkelijk. Toch hoor ik iets in haar stem dat me geruststelt.