Canva1 2024 02 19t122404.399

Caroline is safarigids in Oost-Afrika

Ze reisde naar Afrika en wist: hier wil ik zijn. En dus emigreerde Caroline Langevoord (54) twintig jaar geleden naar Kenia. Over wat ze als safarigids meemaakte schreef ze een boek. “Toen die olifant me aanviel, moest ik rennen voor mijn leven.”

“Het was 2004 en ik zat op een zandduin in Namibië. Voor de tweede keer reisde ik door Afrika en net als de vorige keer voelde ik zo veel liefde voor het continent. Alles trok me aan. De natuur, de dieren, maar ook de mentaliteit van de mensen: oprecht en sterk. De eerste keer dat ik in Afrika was, in 1998, was ik in Kenia. Er was toen net een aanslag op de ambassade gepleegd. Overal voelde je: we moeten door, schouders eronder. Dát is de Afrikaanse mentaliteit. De combinatie van puurheid en veerkracht, natuur, rust, daardoor wist ik: ik moet hier zijn. Op die zandduin besloot ik: ik ga wonen en werken in Afrika. Dezelfde avond schreef ik naar vrienden dat ik binnen een jaar zou vertrekken.
Ik was mijn leven in Nederland niet zat, dat was het probleem niet. Ik werkte in de reclamewereld, als ik de liefde voor Afrika niet had gehad, was ik er zo nog tien jaar blijven werken. Ik begon sollicitatiebrieven te schrijven naar natuurparken. Leuk, zeiden ze daar, heb je biologie gestudeerd? Afrikastudies? Dat had ik niet. Ik heb zelfs nog naar prins Bernhard geschreven. Zal je net zien: hij overleed diezelfde week. Er kwam nog wel een brief terug: hij had toch niet veel voor me kunnen betekenen.
Ik probeerde het bij reisorganisaties, maar daar kwam niets concreets uit. Toen moest ik kiezen: wachten tot dé kans zich aandiende of gewoon gaan. Ik deed dat laatste . Met een enkeltje naar de Tanzaniaanse stad Arusha en een rotsvast vertrouwen dat het goed zou komen, verliet ik Nederland. Mijn ouders vroegen: maar wat ga je dan doen? Tja, dat wist ik niet, ik wist alleen dat dit me gelukkig zou maken. Mijn ouders zijn zo lief, ze hebben nooit gezegd dat ik niet moest gaan. Al dachten ze waarschijnlijk: die is binnen drie maanden terug.”

Vrijwilligerswerk

“Vanuit Tanzania reisde ik naar het eiland Zanzibar. Al snel kreeg ik een mailtje van reisorganisatie Koning Aap of ik als gids één groepsreis wilde begeleiden. Prima, dacht ik, en begon zonder ervaring. Mijn reclameachtergrond hielp. Ik kon presenteren, enthousiast maken, en ik was gewend me goed voor te bereiden. Dankzij vrijwilligerswerk dat ik eerder in Artis had gedaan en vele boeken, had ik kennis van de natuur opgedaan. Al snel kreeg ik meerdere groepsreizen toegewezen. Zo had ik werk, maar tussendoor wilde ik in de natuur zijn. Bij elk park waar ik voor het reisgezelschap entreebewijzen moest betalen, vroeg ik of ik vrijwilligerswerk kon doen. In het Keniaanse Samburupark kon ik aan de slag als boomonderzoeker of om het geslacht van vogels te identificeren. Daar had ik  geen verstand van. Ze vroegen wat ik wel kon. ‘Jullie verkopen ansichtkaarten met foto’s van de Masai Mara’, zei ik. Dat park lag honderden kilometers verderop. ‘En de website ziet er ook niet uit. Laat mij de marketing doen.’ Van dat woord hadden ze nog nooit gehoord. Ik zei dat ik de promotie zou doen en o ja, ook in het park wilde wonen. Eigenlijk mochten alleen de rangers in het park wonen, maar als ik zelf een slaapplek regelde, dan kon het. Ik kocht een koepeltentje en zette het op op een kilometer afstand van waar de rangers woonden. Elektriciteit, water, er was niets. De eerste nacht hoorde ik van alles langs mijn tentje lopen. En voelde ik met alles wat ik in me had: nu ben ik thuis.
Ik bleef een jaar in het tentje wonen. Het was geweldig. Als ik niet weg was om een reis te begeleiden, ging ik met de rangers op pad. Ze leerden mij dieren spotten. Dan deden we wedstrijdjes. De eerste honderd keer wonnen zij, toen één keer ik. Na een tijdje kocht ik zelf een autootje zodat ik in het park kon rijden. Dat vond iedereen vreemd, een witte vrouw in een auto, maar het gaf me vrijheid.
Natuurlijk is wonen in een wildpark niet zonder gevaar. Eén keer zat ik te lezen toen er ineens een olifant bij me in de buurt stond. Ze wilde haar jong beschermen en zag mij als een gevaar, waardoor ze me verwondde met haar slagtanden. Toen ze even afgeleid raakte, rende ik voor mijn leven, misschien wel letterlijk. Veel mensen zeggen: Afrika is gevaarlijk. Maar op de A2 gebeuren vreselijke ongelukken. Toch stapt iedereen in de auto.”

Besnijdenis

“In het park kwam ik in aanraking met de Samburu – de stam die in dat gebied woont. Het gesprek kwam een keer op besnijdenis. Hun cultuur was aan het veranderen en ze wilden het vastleggen. Ze vroegen of ik een fotoreportage over de mannenbesnijdenis wilde maken. Dat deed ik en twee weken later kwam dezelfde vraag over vrouwenbesnijdenis. Ik zei dat ik dat echt niet aan kon zien, vooral omdat de vrouwenbesnijdenis bij de Samburu heel ingrijpend is. Mijn woorden brachten iets teweeg bij de vrouwen. Ze vroegen of ik samen met hen een project wilde opstarten om vrouwenbesnijdenis te verminderen.
Ik verliet mijn tentje en bouwde een eenvoudig huisje op het land van de Samburu, net buiten het park. Ik had nu een lampje op zonne-energie, maar verder geen elektriciteit of water. Regelmatig was ik weg voor mijn werk als reisleider en als ik thuis was, deed ik mijn promotiewerk voor het park en werkte ik aan het vrouwenproject. Ik voelde me er thuis . In het begin werd ik vreemd aangekeken, maar in 2008 waren er politieke onrusten in Kenia en vluchtten veel buitenlanders weg. Met mijn autootje reed ik regelmatig acht uur naar Nairobi om eten voor mijn dorpsgenoten te halen, in onze regio was amper iets te krijgen. Die blonde vrouw is gek, dachten de Samburu, maar ze heeft wel het beste met ons voor. Vanaf dat moment begonnen de projecten over besnijdenis meer te landen.
Er kwam landelijke aandacht, de minister bezocht ons. Toen ging het mis. Een van de vrouwen met wie ik het project deed, raakte aan de alcohol en werd jaloers op de aandacht die ik kreeg. Na een aantal serieuze bedreigingen ben ik gevlucht. Mijn huis, mijn kleding, alles liet ik achter. Ik had alleen mijn auto, telefoon en camera.
Ik besloot naar Zanzibar te gaan, iets heel anders. Mijn leven speelt zich nu daar af, in Stone Town, waar ik in een appartement huur. Ik hou van die plek. De mensen zijn hier zo lief en vriendelijk. Weet je wat zo mooi is? Afrikanen delen alles. Al heb je zelf amper iets, als je buurman minder heeft, deel je alsnog. Een paar jaar geleden zat ik in Nederland in de trein. Ik had een reep chocola en bood de man naast me een stukje aan. Tot mijn verbazing zei hij ja – in Nederland zegt bijna iedereen nee als een vreemde iets deelt. We raakten aan de praat, ik vertelde dat ik niet in Nederland woonde. Toen vroeg hij: ‘Afrika?’ Hij bleek er zelf vandaan te komen en zei: ‘Ik wist het door het delen.’”

Boek schrijven

“Al woon ik nu in de stad, ik ben als safarigids vaak in de wildparken. Die plekken gaan nooit vervelen, en de dieren al helemaal niet. Neem olifanten. Weet je hoe intelligent die zijn? Ze kunnen zich dingen herinneren van dertig jaar geleden en hebben sterke familiebanden. Ze rouwen om hun doden en als ze na jaren botten tegenkomen van een familielid, blijven ze staan om die met hun slurf te aaien.
Over neushoorns wist ik een tijdlang niet zoveel. Toen ik in coronatijd – er waren geen reizen en ik had tijd over – besloot een boek te schrijven, zag ik dat als een mooie aanleiding om meer over de neushoorn te weten te komen. Ik meldde me als vrijwilliger bij het Ziwa Rhino Sanctuary in Oeganda. Veertien dagen ging ik met de rangers mee en heb ik neushoorns geobserveerd, daar hebben de dieren mijn hart gewonnen. Er waren jongen bij, eentje ervan kon huilen als de beste. Dat raakte me. Ik heb nooit een kinderwens gehad, maar toen voelde ik voor het eerst iets wat een moeder misschien ook voelt. Zo diep zit de liefde voor de natuur.”

Mestkever

“Ik deel die liefde graag met de mensen die ik tijdens reizen in mijn groep heb. Elke avond voor we naar een wildpark gaan, vertel ik wat we kunnen zien. Over de big five – leeuwen, neushoorns, luipaarden, olifanten en buffels – natuurlijk, maar ik vind het juist leuk om ook andere dieren in het zonnetje te zetten. Vogels, of insecten. Ik ben verzot op de mestkever. Alleen al het feit dat hij duizend keer zijn eigen gewicht kan dragen – welk dier kan dat? En hij is belangrijk voor de natuur. Veel mensen komen naar Oost-Afrika om de Grote Trek te zien, de migratie van meer dan een miljoen gnoes en zebra’s door de Serengeti. Spectaculair, maar zonder de mestkever zou er geen Grote Trek zijn. Dan zou de poep van al die gnoes de planten smoren en zonder voedsel geen migratie. Ieder schakeltje in de natuur is van belang. En er is zoveel vernuft. Neem acaciabomen. Die geven met geursignalen aan elkaar door als er giraffen naderen. Hoe mooi en briljant de natuur is wilde ik, samen met wat ik als safarigids heb beleefd, in mijn boek delen. De natuur is ons allergrootste goed en daar moeten we zuinig op zijn. Volgens mij begint die zuinigheid bij kennis en liefde. En als ik daaraan kan bijdragen, doe ik dat graag.”

Caroline schreef het boek Bush Life – Wilde verhalen van een safarigids in Oost-Afrika (Uitgeverij Terra, € 29,99). Voor meer informatie, klik op onderstaande button.

Tekst: Mariëtte Middelbeek
Foto: Yasmijn Tan
Visagie: Wilma Scholte

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.

Caroline Langevoord