Canva1 2022 01 16t193404.597

Aags zoon Jeroen wordt al bijna vier jaar vermist

Op 18 februari 2018 verdween Aags zoon Jeroen de Wit (toen 31) van de aardbodem. Sindsdien leeft ze in het ongewisse over zijn situatie. Ze voelt aan alles dat hij waarschijnlijk niet meer leeft en zou niets liever dan duidelijkheid hebben. ‘Bij een vermissing kun je niet rouwen. Ik kan geen afscheid nemen.’

Aag: “Jeroen is mijn middelste kind, hij heeft een oudere én een jongere broer. Een lieve, hardwerkende jongen was hij. Regelmatig kreeg ik te horen dat hij zo’n leuke vent was. Jeroen was single en werkte voornamelijk ’s nachts bij een distributiecentrum. Voor een relatie had hij eigenlijk geen tijd, het was er in elk geval nog niet van gekomen. Ik weet nog goed dat er in groep acht een meisje van de camping verliefd op hem was. Daar moest hij niets van weten.‘Nu je naar het voortgezet onderwijs gaat, kan dat weleens veranderen’, zei ik hem toen. Dat geloofde hij niet. Toch kwam hij enkele weken later thuis met een tekst op zijn arm. ‘Wat staat daar’, wilde ik weten. Hij biechtte op dat hij verliefd was geworden op een klasgenootje. Wat dat betreft was hij heel open naar me. Twee keer had hij een langdurige relatie. De laatste jaren niet meer. Jeroen had een kleine, vaste vriendengroep waar hij al jaren mee omging. En hij was een gamer.
We hadden goed contact, hoewel we elkaar door zijn werktijden niet dagelijks spraken. In het weekend voor zijn vermissing had ik hem aan de telefoon: hij zat niet lekker in zijn vel en dat was niet de eerste keer. Jeroen klonk down. Het contact met zijn vrienden liep op dat moment niet lekker. ‘Ze laten me allemaal in de steek’, zei hij. Hij klonk eenzaam.
Ik adviseerde hem professionele hulp voor zijn depressieve periodes te zoeken. ‘Ik kan je maar tot op bepaalde hoogte helpen, daarna kan ik alleen nog maar naast je staan’, zei ik. Het baarde me zorgen dat hij steeds weer een terugval had. Als moeder wil je dat het goed gaat met je kind. Toch vertrouwde ik er ook op dat hij er wel weer uit zou komen, net als alle voorgaande keren.”

Meteen zoeken

“Die nacht moest Jeroen werken. Ik ging ervan uit dat hij ondanks alles toch wel ging, hij liet niet zo snel verstek gaan. Twee dagen na ons telefoongesprek werd ik gebeld door een vriendin die hij van het gamen kende. Of ik Jeroen nog had gesproken, wilde ze weten. Zij kreeg hem al twee dagen op geen enkele manier te pakken. Ik wist meteen dat er iets mis was.
Die vriendin is met haar man gaan zoeken. Ik ben direct met mijn man, Jeroens stiefvader, naar Leimuiden gereden. Daar woonde Jeroen. Toen we zijn auto niet voor de deur zagen staan, hebben we de politie gebeld. Zij kwamen naar Jeroens woning en troffen hem ook niet binnen aan. Alles lag nog thuis, waaronder zijn ­pasjes en portemonnee. Hierdoor bestempelde de politie de zaak als een ‘urgente vermissing’, maar daarna gebeurde er weinig. In de meeste gevallen komt iemand die van de aardbodem ­verdwijnt na een dag of drie weer thuis. Bij Jeroen zag ik dat somber in, helemaal omdat zijn game-vriendin me vertelde dat ze nog een appje van Jeroen had gehad. Ik ben bij Zoetermeer, ik ga me verzuipen, stond er. Het leek erop dat zijn verdwijning heel bewust was.
Omdat de recherche weinig ondernam, ben ik zelf flyers gaan maken en uitdelen met mijn man. Dat heb ik voornamelijk ­huilend gedaan, ik had er zo’n slecht ­gevoel over. Maar ik moest íéts doen, alles beter dan afwachten. Elke vrije minuut ­reden we in de auto rond, op zoek naar bandensporen. Zo reden we ook de route van zijn huis naar zijn werk en klopten we aan bij Jeroens werkgever. Die had geen enkel signaal gekregen dat het niet goed ging met Jeroen. ‘Hij was een aanwinst voor het bedrijf, een harde werker’, zei hij. In al ons verdriet was dat fijn te horen. Had Jeroen ook maar gevoeld dat hij zo gewaardeerd werd.”

Betrokken

“We kregen een familieagent toegewezen, ons aanspreekpunt in de zaak. Hij was ­ontzettend betrokken en ook de agent die hem na een tijdje verving, was heel ­geschikt. Zodra er ergens in het land iets speelde op het gebied van vermissingen, trokken ze aan de bel. Zo werd er in ­Zeeland een auto in het water gevonden. Die bleek er echter al langere tijd te liggen. De familieagent belde ons snel op dat het niet om Jeroens auto ging. De maanden verstreken zonder teken van leven. Het was een heftige periode.”

Anonieme tips

“In 2019 gaf ik een interview en daarop kwam er een anonieme tip binnen. Iemand had in de nacht van Jeroens verdwijning een auto in het water zien rijden. De tip­gever was daarop zonder het te melden naar huis gegaan. Wat daar de reden van was, is gissen. Er is direct op de aangewezen plek door politie gezocht, maar er is niets gevonden. Van de tipgever hebben we ­helaas niets meer gehoord. Wisten we maar welke route hij of zij die nacht had gereden, dan hadden we het zoekgebied misschien kunnen uitbreiden.
We hebben in de loop der tijd diverse tips gehad. Iemand zag hem lopen in Alphen aan den Rijn. En weer een ander wist te ­melden dat Jeroen bij Jumbo in Enschede werkte. Ik bleef daar nuchter onder: ­bizar wat mensen doen voor een beetje sensatie. Als we vroegen om een foto, hoorden we – heel verrassend – niets meer.
Als Jeroen zijn telefoon had meegenomen, konden we misschien lokaliseren waar hij te water is geraakt. Maar die telefoon vonden we enkele dagen nadat we hem als vermist opgaven kapotgesmeten terug in een hoek van zijn kamer. Het binnenwerk ligt inmiddels al jaren aan een computer waarop iedere vijftien minuten een nieuw password wordt uitgeprobeerd. Het kan nog wel jaren duren voor hij ontgrendeld is en dan nog is het de vraag of er zinvolle informatie over Jeroens verdwijning op te vinden is.
Waar we veel steun aan hebben gehad, zijn diverse zoekstichtingen van vrijwilligers die met sonars en honden naar Jeroen gezocht hebben. Ze hebben hem tot nog toe niet gevonden, maar het feit dat ze er zo serieus mee aan de slag gingen, is voor ons heel prettig geweest. Iedere keer als er weer een auto in het water wordt aangetroffen, houd je je hart vast. Heel dubbel: enerzijds wil je dat het Jeroen is, anderzijds ontneemt dat je dan ook echt het allerlaatste beetje hoop.”

Zwijgen doet pijn

“Zolang ik maar niet ten volste voel wat er aan de hand is, kan ik de vermissing dragen. Dat is ook een beetje mijn karakter: als ik het er niet te veel over heb, is het er ook niet. Maar zo werkt het in de praktijk natuurlijk niet. Het vliegt ook mij regelmatig aan. En juist het zwijgen over zijn vermissing doet pijn.
De eerste feestdagen zonder Jeroen waren afschuwelijk. Ik weet nog goed dat we Sinterklaas nog maar net achter de rug hadden en ik nietsvermoedend de supermarkt in liep. Die was in één nacht in feestelijke kerstsfeer gebracht. Ik ben meteen omgekeerd en ­huilend naar huis gegaan, bang dat we geen Kerst meer met ­Jeroen zouden doorbrengen.
Ik dwing mezelf door te gaan met mijn leven. Ik ben opgegroeid in een heel klein dorpje, waar iedereen elkaar kende. Er woonde een vrouw die altijd de gordijnen van haar huis dicht had. De SRV-man zette de boodschappen voor haar deur. Als ze al eens even buitenkwam, droeg ze een lange regenjas. Een vrij duister figuur dus, als kind vond ik haar doodeng. Ik moet de laatste tijd vaak aan die vrouw denken: misschien speelde in haar leven ook wel een groot verdriet. De verleiding om je terug te trekken als een kluizenaar is namelijk heel groot als je een kind moet missen.
Door mijn man Henk lach ik toch nog iedere dag. Ik ben heel ­creatief en kon in de periode kort na Jeroens verdwijning niets meer uit mijn handen krijgen. Ik stond op het punt alles op te ­bergen, ik deed er toch niets meer mee. ‘Laten liggen,’ zei Henk, ‘anders pak je het echt nooit meer op.’ Beetje bij beetje komt mijn creativiteit nu weer terug. Henk en ik zijn in 2014 getrouwd en heel gelukkig samen. Hij is mijn redding. Jeroen mocht Henk ook zo graag. Met de hele dag alleen maar huilen schiet ik niets op, maar ik sta met Jeroens gemis op en ik ga ermee naar bed.”

Schuldgevoel

“Jeroens oudere broer Martijn is verstandelijk beperkt. Voor hem heb ik Het Grote Ik Mis Jeroen-boek gemaakt, daarin kan hij van ­alles invullen en foto’s plakken. Een tijdje geleden was er onenigheid op de woongroep waar Martijn woont. Hij belde me ’s avonds verdrietig op en vertelde dat de begeleiding niet bij hem was geweest die avond, dat ze hem vast niet mochten. ‘Ik zou zo weg kunnen lopen’, zei hij. ‘Ga maar slapen, morgen weer een nieuwe dag’, sloot ik ons gesprek af.
Maar toen bekroop me een heel naar gevoel: wat als ook mijn oudste zoon wegloopt? Henk sliep al, maar werd wakker van mijn paniekaanval. Hij aarzelde geen seconde en reed naar de woongroep om Martijn op te halen. Ik heb altijd gezegd dat ik geen schuldgevoel heb over het feit dat ik dat ene bewuste weekend niet naar Jeroen toe ben gegaan, maar uit onze actie bleek toch anders. ‘Dit gaat me niet nog eens ­gebeuren’, heb ik letterlijk tegen Henk ­gezegd. Ik merk vooral de afgelopen maanden dat ik daardoor nog sterker met de vermissing bezig ben en ook vaker denk: had ik maar… Maar goed, ik wist toen echt niet wat we nu wel weten.”

Niet kunnen rouwen

“We moeten Jeroen nu al 192 weken missen. Elke week plaats ik een foto op de speciale Facebook-pagina Jeroen de Wit vermist om aandacht te blijven vragen voor de zaak. Ik doe het ook als houvast voor Martijn.
Onlangs sprak ik een vrouw die haar ­beklag deed over dat haar dochter naar een ander land emigreerde voor werk. ‘Je ziet haar minder, maar ze is er nog wel’, zei ik. ‘Ik zie mijn zoon al drieënhalf jaar niet meer en heb geen idee waar hij is.’ Daar schrok ze van, ze bood meteen haar excuses aan. Dat hoefde voor mij niet, ook haar verdriet telt.
Het blijft ongekend zwaar. Bij een vermissing kun je niet rouwen. Ik vermoed sterk dat ­Jeroen niet meer leeft, maar ik kan daar niet naar leven. Pas als zijn lichaam gevonden wordt, kan ik dat laatste beetje hoop laten varen en echt afscheid nemen. In het ­begin was ik heel stellig: Als hij gevonden wordt, wil ik hem zelf afleggen. Maar als hij nu ­gevonden wordt, mag ik hem niet eens meer zien. Dat maakt me heel verdrietig. Boos ben ik nooit geweest. Jeroen zal in wanhoop hebben gehandeld. Hij heeft mij deze pijn nooit willen aandoen.”

Tekst: Hester Zitvast
Foto: Mariel Kolmschot
Visagie: Nicolette Bronsted