Vrouw (13)

Vanja: ‘De mantelzorg moet echt uit mijn tenen komen’

Haar 89-jarige vader is dementerend en kan niet zonder haar hulp. Natuurlijk laat Vanja (49) hem niet in de steek, en helpt ze hem waar nodig, maar om nu te zeggen dat het van harte gaat… “En dat durf ik niet hardop te zeggen, dat is toch een taboe.”

Vanja (49): “Als de naam van mijn vader in het scherm van mijn telefoon verschijnt, begin ik soms al te zuchten. Niet wéér, denk ik dan. Er zijn ook momenten dat ik mijn telefoon het liefst uit zou zetten. Niet voor altijd, maar voor een paar uurtjes. Even rust. Even geen: ‘Waar heb je mijn sokken gelaten’, ‘De televisie doet het niet’, ‘De suiker is op’, ‘ Mijn steunkous zit te strak’ en zo nog honderd dingen waarvoor mijn vader me de hele dag door belt. Ik weet het, met zijn 89 jaar en ook nog dementerend kan hij niet meer goed voor zichzelf zorgen. En ja, ik weet dat het normaal is om als volwassen kinderen voor je vader of moeder te zorgen, zeker nu ouderen zo lang mogelijk thuis moeten blijven wonen. Ik doe wat ik moet doen hoor, maar als ik heel eerlijk ben: niet van harte, eigenlijk voornamelijk uit plichtsgevoel. De mantelzorg voor mijn vader moet echt uit mijn tenen komen. Iets wat ik niet zo snel hardop durf te zeggen, want het is toch een beetje een taboe.

De band die ik met mijn vader heb, is een band van respect, niet van intense warmte, zoals veel vriendinnen van mij wel met hun vader hebben. De band die ik had met mijn moeder was heel anders. Zij overleed acht jaar geleden en ik mis haar nog elke dag. In al mijn jeugdherinneringen komt mijn moeder voor: zij was degene die er altijd was voor mijn broer en mij en die van elke dag een feestje maakte. ’s Zomers met de trein naar het strand, pannenkoeken bakken, voorlezen, de stad in om kleren te kopen – altijd met mijn moeder.

Mijn vader was meer op de achtergrond. Omdat hij degene was die het geld verdiende, ik denk dat hij met gemak zestig uur per week werkte. Maar ook omdat hij gewoon minder belangstelling had voor zijn kinderen. Als hij er was, was er vaak niet echt. Dan verdween hij achter de krant en schoof die hooguit aan de kant om mijn broer en mij op onze donder te geven als we te veel herrie maakten. Een tikje autoritair kon mijn vader ook wel zijn, als mijn moeder niet naar zijn zin handelde, was er ruzie. Dat ging niet met schreeuwen en slaan, maar dan verhief hij zijn stem en deelde in niet mis te verstane bewoordingen mee wie er de baas was in huis. Mijn moeder ging daar nooit tegenin. Zo was het nu eenmaal. De rolverdeling was traditioneel en duidelijk: mijn vader verdiende het geld en bepaalde wat er gebeurde, mijn moeder zorgde voor het gezin. En later, toen mijn broer en ik volwassen waren, alleen nog voor mijn vader.”

In de steek

“Daarom was het ook ingewikkeld toen mijn moeder ziek werd. Ze had MS en kon steeds minder, waardoor ze steeds afhankelijker werd van zorg van anderen. In de eerste plaats mijn vader, maar na zoveel jaar van een vast rollenpatroon ging het veranderen daarvan hem niet makkelijk af. Dat hij nu ineens moest koken, opruimen of boodschappen doen, vond hij maar niets. Echte zorgtaken als mijn moeder helpen bij het douchen of naar de wc gaan, vond hij verschrikkelijk. Hij deed het als hij er echt niet onderuit kon, maar leunde zwaar op mijn broer en mij. Ik vond het niet erg, uit liefde voor mijn moeder kwam ik gerust twee keer per dag langs. Met de hulp van de thuiszorg erbij redden we het goed.
Mijn vader zorgde dat hij vooral veel afwezig was zodra hij de kans kreeg. Ik vond dat niet erg, ik begreep het ergens ook wel. Hij is nu eenmaal van een andere generatie. Daarnaast heeft hij niet zo’n buigzaam karakter. Ik vond het wel moeilijk dat hij mijn moeder tegen het einde nogal in de steek liet. Hij was vrijwel nooit thuis en op slechte dagen, als ik er een beetje doorheen zat, ging weleens de gedachte door me heen dat mijn moeder voor hem had afgedaan omdat ze geen nut meer voor hem had. Ze was nu een blok aan zijn been. Maar die gedachte sprak ik nooit uit, ik schaam me ervoor omdat het zo onaardig is. Maar toch, erg liefdevol sprong mijn vader niet met haar om.

Nadat mijn moeder was overleden, leek het er eerst op dat mijn vader zichzelf wel redelijk kon redden. Eerlijk gezegd was ik daar blij om. Ik wil hem best helpen, maar na de intensieve periode van zorg voor mijn moeder moest ik ook opladen. Bovendien wist ik dat hij prima in staat was om van alles zelf te doen, maar hij had al laten zien dat hij er gewoon weinig voor voelde om zelf te koken of de was te doen. Maar gelukkig ging het wonderbaarlijk goed. Eens per week deed ik de boodschappen, verder redde mijn vader zichzelf met behulp van een huishoudelijke hulp.”

Soepstengel als avondeten

“Drie jaar geleden begon hij echter te kwakkelen. Een griepje dat niet overging, een wond aan zijn been die maar niet genas. Hij viel af en ging er steeds slechter uitzien. Ouderdom, dacht ik, maar de huisarts adviseerde me om eens op te letten of hij wel gezond at. Mij leek van wel, want ik deed de boodschappen en kocht gezonde dingen voor hem die ik na een week niet meer in de koelkast vond. Alleen bleek dat hij dat fruit en die groenten niet opat, maar gewoon in de afvalbak gooide. Als avondmaaltijd at hij niets of alleen wat droge pasta of een soepstengel. Daar kwam ik achter door een aantal keer rond etenstijd bij hem langs te gaan. Dan reageerde hij verbaasd als ik zei dat hij een echte maaltijd moest eten en leek hij echt niet te weten dat dat gebruikelijk was. Daarop ging ik kant-en-klaarmaaltijden voor hem kopen en toen dat ook niet werkte, schakelde ik maaltijddienst tafeltje-dekje in.
Maar die praktische oplossingen konden niet verbloemen wat we onder ogen moesten zien: mijn vader was dementerend. Een paar maanden later stelde een arts hetzelfde vast: ziekte van Alzheimer. Maar het was een vroeg stadium en met een ziekte die zo grillig kan verlopen, hadden we geen idee hoe lang hij nog redelijk goed zou blijven. Jaren, misschien wel. In elk geval was er nog geen reden om niet meer thuis te kunnen wonen. En daarmee begon voor de tweede keer een periode van mantelzorg. Alleen was het deze keer zo anders dan bij mijn moeder.”

Narrig

“In het begin vond mijn vader het niet nodig dat we voor hem zorgden. Ik ben niet ziek, zei hij voortdurend en reageerde narrig op onze, in zijn ogen, bemoeienis. Dat gold niet voor de dingen die we voor hem deden – de was, boodschappen – want gewend als hij was om verzorgd te worden, vond hij dat wel prima. Maar toen we bespraken dat we graag zijn financiën mede wilde beheren, vooral om te voorkomen dat hij allerlei abonnementen afsloot of in de gaten te houden of er niet ineens veel cash verdween, werd hij boos. En hij vond het ook niet nodig dat er thuiszorg kwam om hem te helpen zichzelf te verzorgen, al kon hij dat duidelijk zelf steeds minder goed. Hij trok zelden schone kleren aan, waste zich niet vaak en schoor zich ook niet.

Omdat hij die thuiszorg niet wilde, ging ik dan maar zelf voor hem zorgen. Dat vond hij ook niet leuk, maar hij accepteerde het wel. Alleen vond ik het verschrikkelijk om hem te helpen met douchen en aankleden – de fysieke hulp die ik bij mijn moeder met liefde had gedaan, vervulde me nu met weerzin. Uiteindelijk was het mijn man die ingreep. Hij dwong thuiszorg af en zei tegen mijn vader dat het dat was, of een verpleeghuis. Dat was niet zo, want in een verpleeghuis kom je niet zomaar. Maar het hielp wel, want een verpleeghuis is het schrikbeeld van mijn vader.

De thuiszorg betekende een grote verlichting voor mij, maar vanaf dat moment was mijn vader wel enorm achterdochtig. Richting ons, omdat hij geloofde dat het uiteindelijk ons doel was om hem in een verpleeghuis te stoppen. En richting de thuiszorg, die er in zijn ogen vooral op uit was om hem te bestelen. En dat leidde ertoe dat ik regelmatig werd, en word, gebeld door de casemanager omdat mijn vader weer eens een medewerker heeft weggestuurd of geschoffeerd. Vaak is dat geen verrassing, omdat mijn vader me dan allang heeft gebeld dat hij een oplichter heeft ontmaskerd en dat ik de politie moet bellen. Soms doet hij dat zelf, maar gelukkig is zijn naam bekend en komt er geen agent meer af op zo’n melding. Ik krijg altijd nog wel een belletje dat het weer is gebeurd, en schaam me dan dood.”

Ben er klaar mee

“Mijn telefoon staat sowieso roodgloeiend sinds mijn vader aftakelt. Niet alleen hangen diverse zorgverleners vaak aan de lijn, ook mijn vader zelf belt minstens acht keer per dag. En dan te bedenken dat ik vijf keer in de week naar hem toe ga, en mijn broer, die verder weg woont, twee keer. De telefoon uitzetten, wat ik best zou willen, doe ik natuurlijk niet. Ik heb genoeg plichtsbesef om toch op te nemen, maar er zijn momenten dat ik zo klaar ben met hoe de mantelzorg mijn leven bepaalt.

Klaar met nooit echt kunnen ontspannen omdat er altijd wel weer iets is. Klaar met niet te ver weg op vakantie kunnen omdat ik beschikbaar moet zijn. Klaar met altijd aanhoren hoe iedereen, inclusief ik, probeert misbruik van hem te maken. Klaar met verwijten dat ik iets wel of niet heb gekocht terwijl hij duidelijk een andere opdracht had gegeven. Klaar met zijn klachten over de service. En dat is nog los van de dagelijkse zorg. Steeds vaker als ik bij mijn vader aankom, blijkt dat hij in zijn broek heeft geplast. Ik kan hem moeilijk in die vieze kleren laten rondlopen tot de thuiszorg aan het einde van de dag komt en help hem dan met omkleden. Geloof me, dat wíl je gewoon niet.

Voor mijn moeder deed ik dit ook, zulke zorg. Met liefde als drijfveer kun je heel veel aan. Voor mijn vader doe ik het uit plichtsbesef. Dat is een drijfveer die je uitput, die geen energie geeft. Vaak voel ik me uitgeblust als ik bij hem ben geweest of bij het idee dat ik naar hem toe moet. Ik laat het niet merken, natuurlijk niet, want hij kan er niets aan doen. Niet dat hij ziek is, maar ook niet dat hij nu eenmaal is wie hij is. Dus ik doe het allemaal en hoop maar dat er op een dag een goede oplossing komt.

Los van zijn dementie is mijn vader fysiek best wel gezond. Ik gun hem nog een aantal mooie jaren. En zowel hem als mij gun ik het dat dat op een mooie plek is waar hij de professionele verzorging krijgt die hij nodig heeft. Dan zoek ik hem nog steeds op, ik laat hem niet vereenzamen. Maar dan kan ik weer dochter zijn en niet degene die zijn vieze broek moet afpellen. Daar kijk ik echt naar uit.”

Tekst: Mariëtte Middelbeek. Om privacyredenen zijn alle namen veranderd, de echte namen zijn bekend bij de redactie.​​​​​​
Foto: Getty Images

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een digitaal abonnement op Vriendin.