Canva1 2022 10 31t130650.266

Sietske runt een pleeggezin: ‘Voor deze kinderen zorgen, is mijn leven’

Op haar Instagram-account Pleeggezin_van_Jan_Steen post Sietske (58) bijna dagelijks berichten over de acht jongens die ze samen met haar man Fred opvangt. “Ik wil een ander geluid laten horen. Niet positiever, niet negatiever, maar gewoon zoals het is.”

Sietske (58): “Eigenlijk was ik een beetje klaar met al die negatieve berichten over de slechte staat van de jeugdzorg, over niet goed functionerende pleeggezinnen en kinderen die tussen wal en schip vallen. Wij hebben andere ervaringen. Daarom wilde ik graag een ander geluid laten horen. Niet positiever, niet negatiever, maar gewoon precies zoals het is. Misschien moet ik een Instagram-account beginnen, opperde ik tegen mijn inmiddels volwassen dochter Nadieh. ‘Leuk’, zei ze, ‘maar daarvoor heb je toestemming nodig van de ouders van je pleegkinderen. Bovendien moet je een pakkende naam bedenken, wat vind je van Pleeggezin van Jan Steen?’ Geweldig. Ik was meteen enthousiast. Niet omdat het hier thuis een rommeltje is, zeker niet. Maar we zijn een groot gezin met acht pleegjongens, er is hier thuis altijd reuring. Never a dull moment, zullen we maar zeggen. Daar past die naam wel bij.
Ik heb het voorgelegd aan de jongens en hun ouders. Grappig genoeg vond iedereen het meteen een goed idee. Een moeder zei laatst zelfs dat ze het zo fijn vindt dat ze nu kan meekijken met wat haar kind doet op een doorsnee dag, in het weekend en tijdens vakanties. Ze zei letterlijk: ‘Ik voel me nog meer betrokken bij jullie gezin en heb het gevoel dat ik op deze manier een beetje bij hem ben.’ Hartstikke fijn natuurlijk, al had ik daar zelf nog niet eens zo diep over nagedacht. Tuurlijk komt het nu ik regelmatig filmpjes, foto’s en berichtjes post voor dat één van de jongens geen zin heeft. Geen probleem. Dan blijven ze even buiten beeld. Ik post overigens alleen dingen waar iedereen achterstaat.”

Dit nooit weer

”Fred en ik zijn eigenlijk per ongeluk de pleegzorg ingerold. We hebben samen twee kinderen: Nadieh van 34 en Remon van 35. Nadieh is zwanger van haar eerste kindje, een jongetje. Remon heeft samen met zijn vrouw Liesbeth twee meisjes Zoe en Benthe. Toen onze kinderen nog op de lagere school zaten, hebben we een puberjongen van dertien uit de omgeving opgevangen. We zagen dat het thuis niet goed met hem ging, ’s nachts sliep hij in een nieuwbouwwijk in aanbouw. Fred is hem gaan zoeken en heeft hem meegenomen naar huis.
Dat ging toen om een zogenaamde netwerkplaatsing. In eerste instantie was het voor een week. Uiteindelijk is hij zeven maanden bij ons geweest. Die periode was heel pittig. We vielen meteen met de neus in de boter. Voor het eerst zagen we het politiebureau en de rechtbank van binnen en kregen we te maken met schoolschorsingen. Veel van wat niet onze wereld was, werd ineens wel onze wereld. Dat was wennen. Dus toen de zeven maanden voorbij waren, keken Fred en ik elkaar aan en zeiden we: ‘Dit nooit weer.’
En toch besloten we een tijdje daarna om ons te verdiepen in pleegzorg. Vooral omdat het ons ook een heel goed gevoel gaf dat we iets konden betekenen voor deze jongen. We hadden hem geholpen weer een beetje op het juiste spoor te komen. Het liefst had ik nog meer resultaat willen zien, maar ik weet inmiddels: alle beetjes helpen. Van alles wat hij bij ons thuis heeft gezien en ervaren, blijft altijd wel iets hangen. Al is het maar een verjaardag vieren. Dat iemand voor je zingt of de slingers ophangt. Als dat blijft hangen als een positieve ervaring, zal zo’n jongen dat straks misschien ook voor zijn eigen kinderen doen.”

Buiten de boot

“We wilden meer kinderen helpen, zijn een startcursus Pleegzorg gaan doen en kregen onze eerste plaatsing. Een meisje. Crisisopvang. Heel kort. Daarna volgden een broertje en een zusje, vervolgens nog een keer drie kinderen tegelijk. Vaak kortdurend. En alles in overleg met onze eigen kinderen. Dat vonden we belangrijk, zij hadden hier een stem in. Pas toen Nadieh en Remon uit huis gingen, zijn we langdurige trajecten voor meerdere kinderen aangegaan. Het bleek – dit klinkt vast een beetje raar – dat we heel goed kunnen met kinderen die overal buiten de boot vallen. Die al op verschillende pleegadressen en gezinshuizen zijn geweest, maar nergens kunnen aarden.
Op het moment wonen er acht jongens bij ons, Daan en Noah, zij zijn vijftien, Gabriël, Juliën, Jarick en Dilano; zij zijn alle vier veertien. En Joëll en Mattan, zij zijn elf. We wonen niet in een heel riant huis. Sterker nog, het is een rijtjeshoekhuis met een uitbouw aan de zij- en achterkant. De ruimtes hebben we slim ingedeeld. Normaal gesproken mag je zo’n groot aantal niet opvangen in één gezin, maar in goed overleg met de gemeente en de jeugdzorg mag het hier toch.
Er wordt vaak gevraagd waarom het ons wél lukt om deze jongens een thuis te bieden. Het antwoord is simpel: wij verwachten niets van ze. Kinderen hebben structuur, warmte en veiligheid nodig, Dat kunnen we ze geven. Stabiliteit ook. Dat zijn belangrijke voorwaarden om dit goed te kunnen doen. Daarnaast accepteer ik van de kinderen dat ze zijn wie ze zijn. Ik verwacht ook niet dat ze mij ineens aardig vinden, laat staan dat ze me mama noemen. De meesten hebben gewoon een vader en een moeder, ik ben Sietske.”

Wittebroodsweken

“Wat je merkt, is dat de meesten al heel wat hebben meegemaakt voordat ze hier komen. Ze komen binnen met een rugzakje. Ik ga er nooit vanuit dat een kind dankbaar is als het hier komt wonen. Integendeel. De meeste kinderen willen hier in eerste instantie helemaal niet zijn en zeggen dat ook. Ze willen het liefst gewoon thuis wonen, logisch toch?
Ik geef de jongens – meisjes hebben we ook gehad, maar we vangen nu alleen nog jongens op – die hier komen altijd eerst de ruimte om te wennen. We noemen dat de wittebroodsweken. Vaak gaat het in die periode best goed omdat alles nog nieuw is. Daarna komt er een tijd dat ze opstandig zijn, boos of soms zelfs agressief. De één heeft gilbuien, de ander scheldt en slaat of maakt dingen kapot. Soms is er dan geen land met ze te bezeilen. Ik trek me dat nooit persoonlijk aan. Ook niet als ze op me schelden. Nare woorden laat ik zo van me afglijden. Als je dat lang genoeg volhoudt, merk je vanzelf dat ze stoppen met dat gedrag.
Overigens is elk kind anders, dus er is geen standaard manier van opvoeden of reageren. De één heeft bij boosheid een knuffel nodig, de ander een waarschuwing of time-out. Het enige wat ik sowieso vaak zeg, is dat ik ze begrijp, maar dat ik hoop dat we er ondanks alles samen het beste van kunnen maken. Zo’n akkefietje eindigt altijd met een high five. En natuurlijk is het dan niet ineens goed. Soms is het een uur later alweer mis. Zoiets kost tijd, energie en geduld. Heel veel geduld. Een pleegkind krijgt hier daarom ook minstens een jaar de tijd om te landen. Je kunt na drie maanden echt nog niet zeggen of iets wel of niet lukt. Je kent het kind dan nog helemaal niet.”

Ergste nachtmerrie

“Met de acht jongens die wie nu hebben, is het heel gezellig. Al was dat natuurlijk in het begin ook anders. Ook met de ouders is er inmiddels goed contact. Zoiets moet groeien. Ik was in het begin in hun ogen natuurlijk wel degene die hun kind afpakt. Zo voelt dat voor hen. Ik begrijp dat heel goed. Sterker nog: ik denk als mijn kinderen uit huis zouden worden geplaatst, ik voor elke pleegmoeder de ergste nachtmerrie zou zijn. Witheet zou ik zijn. Toch bouwen we langzaamaan eigenlijk altijd met de ouders een vertrouwensband op. Ze bezoeken hun kinderen gewoon hier bij ons thuis. De meesten zeggen nu: ‘Het is verschrikkelijk dat mijn kind in een pleeggezin zit, maar ik ben blij dat het bij Fred en Sietske is.’ Echt een compliment. Als de band er eenmaal is, kun je de ouders ook meer bij de opvoeding betrekken. Ik probeer overigens in het contact met de ouders nooit te oordelen over wat er allemaal is misgegaan in het verleden. De kinderen wonen natuurlijk niet voor niets bij ons, maar ik concentreer me vooral op het hier en nu.”

Één grote familie

“Het is de bedoeling dat de jongens pas uit huis gaan als ze daar aan toe zijn. Dat kan met achttien, maar ook met 23 jaar. Fred en ik proberen de jongens hier tot die tijd een zo normaal mogelijk leven te geven. En het gevoel van ‘wij zijn één grote familie’. Alle acht gaan naar school, hebben vrienden, zitten op sport of werken in hun vrije tijd. Ze zijn geen broers van elkaar en dat voelt ook niet zo. Alleen als er op school iets mis is, komen ze als broers voor elkaar op.
Omdat regelmaat belangrijk voor hen is, begint elke doordeweekse dag voor iedereen hier om zeven uur. Dan ontbijten we samen. Na het eten helpen ze met het opruimen, de tafel schoonmaken, de vloer vegen en het afwassen. Daarna gaan ze de deur uit. Fred ook. Hij werkt nog steeds als spuiter. Ikzelf ben altijd thuis voor de jongens. Een pluspunt, want ik hoor en zie alles. Voor deze kinderen zorgen, is mijn leven, daar krijg ik energie van.
Gelukkig hebben we het wel zo geregeld dat we ook regelmatig samen weg kunnen. Naar het theater, uit eten met vrienden of naar een concert. Van de gemeente hebben we uren gekregen waarop we professionele oppas kunnen inhuren. Luxe, maar ook nodig, anders houd je het niet vol.”

Bezorgde blikken

“Drie jaar geleden werd bij Fred kanker geconstateerd. Dat had impact. Ook op de jongens. Wat als Fred doodgaat, vroegen ze, moeten we dan weg? Ik wilde niet de schone schijn ophouden. We maken de situatie niet mooier dan hij is, maar ik zei wel telkens tegen ze: ‘Het komt goed. Heb vertrouwen.’ Gelukkig werd Fred inderdaad beter. Hij is slechts een half jaar uit de roulatie geweest vanwege de chemokuren en pakte daarna zijn werk weer op, ging vissen met de jongens en plakte als vanouds banden. Toch zag ik thuis nog lange tijd bezorgde blikken om me heen als Fred even hoestte of vroeg naar bed ging. ‘Gaat het wel goed?’ vroegen de jongens dan.
Die periode was ook zwaar voor mij. Ik herinner me dat ik met Fred een keer terugreed vanuit het ziekenhuis en het me allemaal te veel werd. Ik begon te tieren en te schelden. De hele terugreis lang. Thuis dacht ik meteen: het gaat niet goed met me. Ik gedraag me net als de jongens. De volgende dag ben ik naar de huisarts gegaan en kreeg ik EMDR-therapie om het trauma – wat Freds ziekte voor mij was – te verwerken. Die periode was heel leerzaam. Een eyeopener. Zo voelen de jongens zich dus als ze te keer gaan, dacht ik. Machteloos. Ze weten zich geen raad. Door wat ik zelf meemaakte, begrijp ik ze nu nog beter.”

Verkeerde spoor

“Fred en ik hebben door de jaren heen in totaal 36 kinderen opgevangen. Een paar daarvan komen nog steeds bij ons over de vloer. De één eet wekelijks een keertje mee, een ander bezoekt verjaardagen of familiefeestjes. Ook met ons eerste ‘netwerk’-kind is nog contact. Met hem gaat het goed. Net als met veel anderen. Al zijn er ook een paar op het verkeerde spoor beland. Daarover maak ik me best zorgen. Al relativeer ik ook. Want al zou ik willen, ik kan niet de hele wereld redden.
Mijn Instagram-account loopt goed. Ik heb het idee dat ik ‘het echte verhaal achter pleegzorg’ ermee op de kaart zet. Ondertussen krijg ik veel vragen van mensen die pleegzorg overwegen of van collega-pleegouders die even met mij over iets willen sparren. Die contacten zijn waardevol en ik merk dat ik graag meedenk met anderen. Wat ik wil uitdragen naar de buitenwereld, en zeker naar mijn eigen kinderen, is toch dat we om ons heen moeten kijken. Het is goed iets te doen voor anderen. Gastvrij te zijn en je huis open te stellen. Mijn twee kinderen zijn sociale wezens geworden en dol op ons achttal. Ik hoef ze maar te bellen of ze staan klaar. Daar ben ik best een beetje trots op.”

Sietske volgen? Kijk op Instagram: pleeggezin_van_jan_steen

Tekst: Jolanda Hofland
Foto: Yasmijn Tan
Visagie: Wilma Scholte

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een abonnement op Vriendin.