Vrouw (4)

Judith: ‘Ik, verliefd op een vrouw? Dat kon toch niet?’

Judith (45) drukte haar gevoelens voor vrouwen ruim dertig jaar lang weg. Ze wilde liever iemand zijn die op mannen viel. Ze trouwde dus met een man en kreeg drie kinderen. Maar toen kwam ze Meriam tegen…

Judith: “Ik kom uit een klein dorp in Drenthe waar iedereen heel gelovig is. Mijn ouders waren hervormd. Voor iedere maaltijd werd er gebeden en op zondag gingen ze naar de kerk. Twee keer zelfs. Mijn broer en ik moesten altijd mee. Ik was niet anders gewend en deed wat er van mij verwacht werd. Ook was ik met veel plezier actief binnen de jeugdclub van de kerk. De Bijbel was heilig: wat daarin staat, is de waarheid. Punt. Over seksualiteit werd niet gesproken. Het was duidelijk: een man en een vrouw waren voor elkaar geschapen. Verder werd dit onderwerp gemeden. Als er op televisie twee zoenende mensen waren, wisten mijn ouders niet hoe snel ze moesten zappen. Ik weet nog goed dat mijn broer en ik een keer alleen thuis waren en een programma keken waarin plotseling over seks werd gesproken. Het voelde alsof we iets stiekems deden. Maar ondertussen vonden we het wel erg interessant natuurlijk.”

Hart ging tekeer

“De eerste keer dat ik vlinders in mijn buik voelde, was op mijn zeventiende. Op school raakte ik bevriend met Alexandra. Een vrolijke, lieve meid met wie ik veel lol had. Regelmatig bleven we bij elkaar logeren. Voor de gezelligheid. Als ik bij haar was, ging mijn hart soms flink tekeer. Ik snapte er niets van, wat gebeurde er? Het zou vast weer overgaan. Maar het ging niet over, sterker nog: het gevoel werd steeds sterker. Toen realiseerde ik me: ik voel iets voor een vrouw…

Ik schrok van mezelf. Dit mag niet, dit kan niet, ging meteen door mijn hoofd. Mijn ouders zouden dit nooit accepteren, daar was ik van overtuigd. Ik heb het dan ook nooit aan iemand verteld. Dat durfde ik niet, uit angst voor vervelende reacties. De enige optie die er in mijn ogen was, was om mijn gevoelens weg te drukken en het te negeren. Dat was moeilijk, zeker toen Alexandra even later verkering kreeg met mijn broer. Die relatie duurde gelukkig niet heel lang, en na het afronden van de opleiding verwaterde ons contact. Ondertussen kregen steeds meer vriendinnen om mij heen een relatie. Ik wilde dat ook. Wat voelde ik me soms eenzaam in die tijd. Ik zal nooit een relatie krijgen en altijd alleen blijven, dacht ik. Ik was een erg onzeker meisje. Opkomen voor mezelf, dat was ik niet gewend. De ander stond altijd centraal. Wat ik zelf vond of voelde, deed er niet toe. Ik cijferde mezelf altijd weg.”

Heel benieuwd

“Toen ik op mijn negentiende werd versierd door Jasper ben ik daar dan ook gretig op in gegaan. We kregen een relatie. Zijn humor sprak me erg aan. We lachten wat af en gingen regelmatig uit. Niet lang daarna trouwden we. Dat hoorde immers zo. In die tijd was ik niet meer zo bezig met vrouwen. Ik negeerde dat deel van mezelf simpelweg, dan was het er ook niet. Maar of er echt sprake was van liefde binnen mijn huwelijk? Nee. Het ging steeds minder goed tussen Jasper en mij en na ruim vijf jaar zijn we uit elkaar gegaan. Een vriendin ving me op. Ik kon een periode bij haar komen wonen. Zij was lesbisch. Ik was hier heel benieuwd naar, alleen durfde ik er niet goed naar te vragen. Het zette me wel opnieuw aan het denken. Helemaal die keer dat ik ’s nachts naast haar in bed lag. Niet dat er iets gebeurde tussen ons, maar er gebeurde wel iets bij mij van binnen: daar stroomden warme gevoelens. Ik wilde niets met haar, maar het was wederom een signaal dat ik iets voor vrouwen voelde. Het was zo verwarrend; ik was net gescheiden, en dan dit. Ik heb het nooit ter sprake durven brengen. Uit angst. Steeds was daar weer het stemmetje in mijn achterhoofd dat zei: dit hoort niet. Je familie zal je als een baksteen laten vallen. En dan sta je alleen. Daarom drukte ik het weg. Wegdrukken was mijn overlevingsmechanisme. Want als ik er geen aandacht aan besteedde, zou het vanzelf weggaan, hoopte ik.”

Innerlijke strijd

“Niet veel later ontmoette ik Chris. Een sociale man met veel humor. Ik besloot voor hem te gaan. Dan was ik tenminste iemand die van mannen hield. En op mijn manier hield ik ook echt wel van hem. We trouwden al snel en kregen drie kinderen. Natuurlijk, er waren gelukkige periodes, maar we waren meer maatjes dan echte geliefden. Toen we ons twaalf-en-een-halfjarig huwelijk vierden, gebeurde er iets opmerkelijks. Tijdens het feest kwam er een oud-­collega van mij binnen – redelijk aangeschoten. Even later kwam ze naar me toe en gaf me plotseling een indringende zoen. Ik schrok. Wat is dit? dacht ik verbaasd. Voelt ze iets voor mij? Gelukkig had niemand het gezien. Een paar dagen later ben ik het gesprek met haar aangegaan. Ze vond het vrij normaal: het had voor haar verder niets te betekenen. Zelf voelde ik er wel iets bij. Ik heb er vaak over gepiekerd op momenten dat ik alleen in bed lag. Wat moet ik hier toch mee? vroeg ik me dan af. Als ik op televisie twee vrouwen samen zag, kreeg ik een steek van jaloezie. Zij kwamen er tenminste openlijk voor uit. Ik werd gek van mezelf. Maar ja, ik had een gezin en drie kinderen. Die kon ik toch niet in de steek laten? Die innerlijke strijd was een worsteling. Liever sloot ik mijn ogen voor de waarheid. Mijn geloof gaf me de steun om door te gaan. Zes jaar later liep mijn huwelijk toch stuk, al had dat niets te maken met die innerlijke strijd. Om mijn scheiding te verwerken, schakelde ik de hulp in van een therapeut. Tijdens die gesprekken kwam mijn verleden ter sprake. Voor het eerst in mijn leven vertelde ik over mijn gevoelens voor vrouwen. Dit daadwerkelijk uitspreken, vond ik heel moeilijk en doodeng. Mijn wangen kleurden vuurrood. Gelukkig reageerde de therapeut goed. ‘Probeer het in ieder geval voor jezelf te accepteren,’ zei ze. Dat advies sloeg ik liever in de wind. Een relatie hoefde ik toch niet meer. Niet met een man, niet met een vrouw. Ik leefde voor mijn drie kinderen.”

Bevrijding

“Twee jaar later kwam ik Meriam tegen in de supermarkt. Ik kende haar via mijn werk en wist dat ze de ziekte van Pfeiffer had gehad, dus ik vroeg belangstellend hoe het met haar ging. We raakten aan de praat en ze nodigde me uit een keer koffie te komen drinken. Dat was erg gezellig. Na een aantal afspraken moest ze me iets bekennen: ze voelde meer voor mij dan alleen vriendschap. ‘Maar dat zal wel niet wederzijds zijn,’ voegde ze er meteen aan toe, ‘want jij valt toch niet op vrouwen.’ Ik had dat totaal niet zien aankomen, maar zonder na te denken flapte ik eruit: ‘Nou, dat weet ik zo net nog niet…’ Ik schrok van mijn eigen spontaniteit. De ogen van Meriam keken me verwachtingsvol aan. Hakkelend deed ik toen mijn verhaal. In de periode die volgde, begon ik steeds meer voor Meriam te voelen. Ik vond het best eng. Het liefst was ik hard weggerend. Maar toen volgde de eerste zoen, en dat was een ware bevrijding. Eindelijk durfde ik aan mijn gevoel toe te geven; iets dat ik al die jaren zo diep had weggestopt. Langzamerhand bloeide er iets moois op tussen ons. Het voelde zó goed. Maar ook was daar meteen weer die angst: hoe nu verder? Ik durfde er helemaal niet voor uit te komen. ‘Neem de tijd die je nodig hebt,’ zei Meriam. Zij was al veel langer ‘uit de kast’, en heeft uit de relatie met haar ex-vriendin drie kinderen. Dankzij haar liefde en vertrouwen groeide mijn eigenwaarde beetje bij beetje. Mijn therapeut gaf me het laatste zetje; ze zei: ‘Wat heb je te verliezen? Je bent bang om mensen kwijt te raken, maar is dat wel zo? Sta je er wel bij stil dat het ook heel anders kan lopen? Jij bent zo sterk, je hebt al zoveel overwonnen. Dit kun jij. Dat weet ik zeker.’ Na dit gesprek dacht ik: ja, inderdaad, zo kan het niet langer doorgaan. Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen geluk. En ik ga mezelf niet langer wegcijferen, maar kies nu voor mezelf en ga het eindelijk vertellen.”

Laatste beetje moed

“Als eerste ben ik gaan proberen om mijn gevoelens te accepteren. De bevrijding voor mezelf was groot. Ik kreeg het gevoel: het is goed. Het mag. Dat gaf me het laatste beetje moed om open te zijn. Op Moederdag, een jaar geleden, heb ik het aan mijn kinderen verteld. Wat vond ik dat moeilijk. Wat als ze niet meer bij me wilden wonen? Het was die dag mooi weer en we zaten buiten in de zon. Met een knoop in mijn maag begon ik te vertellen: ‘We gaan de laatste tijd veel met Meriam en haar kinderen om. Maar mama en Meriam zijn niet alleen vriendinnen, wij houden van elkaar.’ Mijn kinderen reageerden heel positief, ze waren blij voor me. Mijn zoon liet me zelfs een briefje lezen waarop hij eerder al had geschreven dat hij vermoedde dat Meriam en ik een relatie hadden. Dat ontroerde me. Wat een opluchting dat ze zo goed reageerden.”

Hart gelucht

“Ik ben altijd heel bang geweest voor mijn moeders reactie; ik denk dat ze er veel moeite mee zou hebben gehad. Maar ze was op dat moment al overleden. Net als mijn vader. Toch wilde ik het op mijn manier aan haar vertellen. Daarom ben ik naar haar graf gegaan en heb daar mijn hart gelucht. ‘Zo, nu weet je het tenminste,’ eindigde ik mijn verhaal. Dat luchtte erg op. Nu wilde ik het ook aan mijn broer, mijn vrienden en op mijn werk vertellen. En tot mijn verbazing reageerde iedereen erg goed. Sommige vrienden hadden zelfs al geruime tijd vermoedens. Zelfs binnen mijn kerk, waar ik nog steeds regelmatig kom, werd mijn verhaal geaccepteerd. Ik had nooit verwacht dat dit zo soepel zou gaan. Als ik dit van tevoren had geweten… De enige die het nog niet weet, is mijn stiefvader. Hij is streng gelovig en mijn angst voor zijn reactie is te groot. Ik zal het ook nooit uit mezelf tegen hem durven zeggen. Alleen als hij ernaar vraagt, zal ik eerlijk antwoorden. Het is een opluchting nu ik eindelijk volledig mezelf kan zijn. Ik ben een stuk vrijer en vrolijker. Eindelijk accepteer ik mezelf. Bij Meriam voelt het als thuiskomen. Nu merk ik pas hoe fijn een relatie kan zijn. Het is zo intens, ontspannen en fijn. Dat is nieuw voor mij. Al moet ik buitenshuis soms nog wel een beetje aan het idee wennen. Bijvoorbeeld als we hand in hand door de stad lopen. Dan vraag ik me af wat anderen wel niet zullen denken. Ik heb het idee dat als twee vrouwen hand in hand lopen, het nog steeds minder wordt geaccepteerd dan wanneer een man en een vrouw dat doen. Soms zeggen we weleens tegen elkaar: ‘Waren we elkaar maar twintig jaar eerder tegen gekomen. Dan hadden we misschien ook samen kinderen kunnen krijgen. Nu hebben we allebei drie kinderen. In de puberleeftijd. Onderling geeft dat soms best een hoop strijd, daarom wonen we niet samen. Er zijn ook bijzondere momenten: een half jaar geleden kwam mijn zoon Jos naar me toe. Zijn gezicht stond serieus. ‘Mam, ik val op jongens,’ vertelde hij vastberaden. ‘Wat leuk!’ riep ik met tranen in mijn ogen. We hebben daar vervolgens samen over doorgepraat. Ik vind het zo knap dat hij het op zo’n jonge leeftijd – hij is dertien – al durft te vertellen. Zo dapper! Gelukkig heeft hij geen voorbeeld aan mij genomen. Al is het nooit te laat om je gevoel te volgen, weet ik nu.”