Canva1 2023 10 31t102314.885

Sabine werd gepest door collega’s

Sabine(45) is zelfstandige in de zorg. In de tijd dat ze als zorgverlener nog in loondienst werkte, werd ze gepest door collega’s. Nu zou ze zo’n zieke werksfeer heel anders aanpakken, maar destijds was ze nog onzeker en durfde niet aan de bel te trekken.

Mijngeheim

Net als Vriendin brengt ook Mijn Geheim de allermooiste persoonlijke verhalen, die we hier graag elke week met je willen delen.

‘‘De werkdruk van het personeel dat bij mij op de ouderenzorg in Rotterdam werkte, was niet normaal. Dat snap ik nu pas, nu ik erop terugkijk. Ik was tweeëndertig, toen ik daar de baan aannam als EVV, eerst verantwoordelijke verzorgende. Met zijn drieën moesten wij in één ochtend dertig cliënten wassen, aankleden en medicijnen geven. Ik voelde me een wasmachine! Mijn eigenlijke achtergrond lag in de gehandicaptenzorg, maar door bezuinigingen en te weinig uren werd ik gedwongen te switchen van baan. Ik kwam te werken op de crisisafdeling van de ouderenzorg. Het was ook letterlijk crisis daar. Als je de voordeur binnenstapte… dat was al afschuwelijk. Een lange, sfeerloze gang met alleen maar slaapkamers, een soort van woonkamer en een kantoortje. De afdeling functioneerde totaal niet. Ze hadden een verantwoordelijke nodig die daar alles op orde zou brengen. Ik was oorspronkelijk persoonlijk begeleider, maar nu had ik dus de functie van eerst verantwoordelijke. Dat is de persoon die ervoor zorgt dat de afdeling goed functioneert en personeel aanspreekt wanneer dat niet zo is, die met familie van cliënten overlegt en de zorgplannen schrijft.”

Wennen

“Ik begon de baan met goede hoop en energie. Ik had geen ervaring met ouderen, maar ik had wel vier jaar in de gehandicaptenzorg gewerkt en dacht bij mezelf: ook nu moet ik gewoon mensen wassen en aankleden. Alleen de doelgroep is anders, toch? Maar al gauw had ik moeite om mee te komen in het werktempo. Ik probeerde mezelf gerust te stellen. Oké, het zijn wat meer cliënten die ik moest verzorgen, maar als ik een tandje bij zou zetten, zou het vast goed komen. Maar dertig mensen medicijnen geven in de tijd waarin ik normaal gesproken tien cliënten hielp, was wel even wat anders. Bovendien: bij de gehandicaptenzorg waar ik voorheen werkte, mocht iedereen van het personeel medicijnen geven. Hier was dat anders. Je had speciaal personeel voor de medicatie, voor de verzorging en voor het geven van eten en drinken. Moest je medicatie geven aan de cliënten? Dan had je een medicijnkar en rolde je zo iedereen af. Binnen de zorg heb ik verschillende functies gehad. Dus toen ik solliciteerde op de functie van eerst verantwoordelijke, had ik het gevoel dat ik dit wel aankon. Maar dat is alleen als het personeel daadwerkelijk meewerkt en zich niet tegen je keert. Voor mij was de ouderenzorg vrij nieuw. De gehandicaptenzorg is compleet anders dan de ouderenzorg. Het was me al vaker opgevallen dat het personeel van de gehandicaptenzorg veel vriendelijker met elkaar omging. Bij mijn opleiding zat de gehandicaptenzorgafdeling boven de ouderenzorg. Bij ons was het altijd hartstikke gezellig. Als je dan een verdieping lager kwam, voelde je dat de sfeer compleet anders was. Achteraf bekeken had ik het misschien kunnen weten, maar op dat moment wist ik nog van niets.”

Boos

“Van begin af aan waren er twee vrouwen op de afdeling die mij niet mochten. Ze kenden mij nog niet, maar waarschijnlijk stond het ze niet aan dat er iemand binnenkwam die de boel daar ging veranderen. Ze praatten expres niet tegen me. Als ik ze iets vroeg, negeerden ze mij. Of gingen ze samen om me lachen. Dat waren dus al wat kleine signalen dat deze afdeling niet lekker liep. In de zorg werken veel vrouwen. Wat je hier ziet gebeuren is dat er veel óver elkaar gepraat wordt en niet mét elkaar. Veel vrouwen zijn wat onzeker en durven elkaar niet aan te spreken op elkaars gedrag. Feedback geven en ontvangen wordt op de opleiding wel geleerd, maar er zit een verschil tussen weten hoe het moet en het daadwerkelijk doen. Wat me ook opviel was dat er gepraat werd over cliënten waar de cliënten zelf bij zaten. Als een oudere onder de ontlasting zat, trokken collega’s vieze gezichten naar elkaar en schoten in de lach. Dat kan niet! Je zult er zelf maar eens liggen.
De allereerste keer dat ik echt heel boos werd, was het moment dat iemand aan het versterven was. De collega die op de huishouding stond, had de hele dag niet naar die man omgekeken. Hij had de verstervende man niet eens iets te drinken aangeboden. Ik was daar zo verbolgen over dat ik hem erbij riep en zei: ‘Er ligt hier iemand te overlijden en jij geeft die persoon geen drinken?!’ Hij haalde zijn schouders op, alsof het hem niet uitmaakte. Ik ging verder: ‘Het is jouw taak om hier af en toe ook eens naar binnen te lopen. Hoe zou jij het zelf vinden als je hier ligt en niets te drinken krijgt?’ Ik legde hem uit dat dit niet de bedoeling was én dat dit op deze manier echt niet kon. Dat schoot bij die collega in het verkeerde keelgat, maar het was als EVV mijn verantwoordelijkheid om hem hierop aan te spreken. Ik had al eerder gemerkt dat er op deze afdeling veel geroddeld werd en ook nu ving ik al gauw signalen op dat ook dit verhaal de ronde deed. Vanaf die tijd was ik daar een buitenbeentje.”

Van kwaad tot erger

“Er deden zich meer situaties voor waarbij ik personeel op hun gedrag moest aanspreken. Zo zaten collega’s onder werktijd op kantoor koffie te drinken, terwijl de algemene regel is dat je op de werkvloer loopt. Behalve als je pauze hebt, dan mag je zitten. Als ik personeel daarop aansprak, kreeg ik steeds vaker gemok of gesnauw. Op een gegeven moment zei iemand: ‘Alsof jij hier alles te zeggen hebt!’ Of ze stonden op, zeiden helemaal niets en liepen gewoon weg. Ik was jong en onzeker en durfde er niets van te zeggen. Mensen die het lastig vinden om hun grenzen aan te geven, zijn een makkelijk doelwit. Het pesten werd erger en erger. En mensen begonnen steeds meer te roddelen. Ik kreeg dat door en dook vaker onder in mijn eigen wereld. Met grote tegenzin ging ik naar mijn werk en ik begon aan mezelf te twijfelen. Heb ik dit dan te bot gezegd? Nee toch? Dit zijn nu eenmaal de regels en het is mijn verantwoordelijkheid om ze daarop aan te spreken, zo sprak ik mezelf toe. Maar ik durfde niet tegen ze in te gaan. Ook wilde ik niet naar het management stappen, ik wilde de situatie zelf oplossen. Er is weleens tegen me gezegd: ‘Wie ben jij dat jij hier gaat vertellen hoe alles moet, terwijl wij hier al jaren werken?’ Ik was als nieuw iemand binnengekomen en wilde de afdeling helpen verbeteren, terwijl mensen die er al twaalf jaar werkten niet voor deze functie in aanmerking waren gekomen. Dat riep weerstand op.”

Tegenzin

“Als ik avonddienst had, was ik blij, want dan werkte ik gelukkig met veel minder mensen. De ochtenddiensten daarentegen vond ik vréselijk. Ik moest me dan naar mijn werk slépen. Als alleenstaande was ik afhankelijk van mijn loon en switchen van baan was in die tijd niet vanzelfsprekend. Ik werd er flink beroerd van en heb me in die periode ook regelmatig ziek gemeld. Vriendinnen sleepten me er doorheen. Zij vonden de situatie ook niet normaal. Ze raadden me aan om het te bespreken met het management, maar dat durfde ik niet. Ik kreeg een mindfuck: ik moet het bespreken… maar ze zijn allemaal tegen mij. Ze gaan waarschijnlijk wat anders zeggen dan ik. Ik was bang dat de situatie nóg erger zou worden, als ik het hogerop zou aankaarten. Daarom ging ik maar gewoon door, met steeds meer tegenzin. In onze maatschappij ben je afhankelijk van een werkgever. Als je wegloopt, krijg je geen uitkering. Dan heb je niets en kun je niet voor jezelf zorgen. Het enige wat je dus rest, is je ziek melden. Een andere optie is er niet. Als je je ziek meldt, is solliciteren naar een andere baan lastig. Want hoe leg je dat uit aan je huidige werkgever? Het voelde voor mij alsof ik helemaal vastzat. Bovendien heb je behoorlijk wat zelfvertrouwen nodig om op sollicitatiegesprek te gaan. En dat was juist wat ik miste in die tijd. Voor mij was destijds het absolute dieptepunt dat al het personeel had afgesproken om een cliënt expres niet te verzorgen. Vervolgens gaven ze mij daar de schuld van. Ik werkte er inmiddels een half jaar. Op de afdeling lag een mannelijke cliënt die er slecht aan toe was. Hij was dementerend en herbeleefde de hele dag de Tweede Wereldoorlog. Hij mompelde: ‘Ze schieten. Ze schieten. Duiken…’ Dan was het weer stil en liep hij heen en weer. Die man kon niets meer zelf. Hij was tegen het sterven aan. Die middag moest ik in multidisciplinair overleg. Met het personeel besprak ik hoe de man verzorgd zou worden in de tijd dat ik weg was. Welke medicijnen hij moest krijgen en dergelijke. Maar ze hebben die man aan zijn lot overgelaten en later die dag is hij overleden. Zijn familie heeft een zware klacht ingediend. Iedereen heeft toen naar mij gewezen en verteld dat ík die man zou verzorgen. Met die klacht werd ik bij de manager geroepen. Huilend heb ik de hele situatie uitgelegd. Ze trok haar schouders op en zei dat ze me niet geloofde, omdat ál het personeel mij de schuld gaf. Ze vond dat ik weg moest. Ik had het geluk dat ik kon worden overgeplaatst naar een andere afdeling. Mijn verhaal was hogerop besproken en een van de managers van een andere afdeling gaf aan dat ik daar terecht kon om het project ‘kleinschalig wonen’ op te zetten. Ik heb het daar vier jaar lang enorm naar mijn zin gehad, met fijne collega’s en een prettige werksfeer.”

Ondersteunen

“Op die nieuwe afdeling realiseerde ik me al gauw dat mijn ex-collega’s om het even cru te zeggen ‘rot’ waren. Ik heb daarna nooit meer zo’n nare werksfeer meegemaakt. Zoiets begint vaak bij een of twee personen die het bijvoorbeeld lekker vinden om te roddelen. De rest gaat dan maar meedoen om zelf niet buiten de boot te vallen. Zo ontstaat er een onveilige werksfeer. Ik denk dat het in mijn situatie een van die vrouwen was die mij in het begin al niet kon hebben. Later is diezelfde vrouw nog naar me toegekomen om te zeggen dat ze te snel over mij had geoordeeld. Dat vond ik fijn.
In de tijd dat ik gepest werd, voelde ik me natuurlijk onzeker. Gelukkig heb ik altijd wel ingezien dat het feit dat ik het doelwit was, niet met mij als persoon te maken had. Dat het pestgedrag was ontstaan vanuit de onveilige werkcultuur die er al heerste, toen ik kwam en dat ik toevallig de boeman was. Als ik terugkijk op de situatie had ik veel kortere lijntjes moeten houden met het management. Dan had ik direct kunnen aangeven dat hier iets fout ging. Of was ik zelf eerder weggegaan. Tegen mensen die nu in dezelfde situatie zitten als ik destijds, zou ik dat ook zeker adviseren. Tegelijk heeft het hele voorval me veel inzichten gegeven, die ik nu kan gebruiken bij mijn nieuwe plannen. Ik ben nu namelijk bezig met een eigen bedrijf, waarin ik mijn kennis en ervaring kan gebruiken om andere zorgprofessionals te helpen steviger in hun schoenen te staan. Ik ben druk bezig met het opzetten van mijn eigen coachingspraktijk, waarin ik zorgpersoneel op weg kan helpen naar meer zelfvertrouwen, eigenwaarde en zelfliefde. Mijn eigen werkervaringen maken dat ik het zorgsysteem goed ken en door de ervaring met pestgedrag op de werkvloer kan ik me ook goed inleven in mensen in een vergelijkbare situatie. Ik vind het heerlijk om andere zorgprofessionals te kunnen ondersteunen bij hun zoektocht naar wie ze zelf zijn en hoe ze in het leven en in hun werk willen staan. Want pas als je liefdevol en met vertrouwen naar jezelf kunt kijken, kun je ook anderen liefdevol ondersteunen.”

Tip van de redactie

Pesten en treiteren, zowel in relaties als op het werk, is wijdverbreider dan aangenomen, met vaak ingrijpende gevolgen. In haar boek onthult de Franse psychiater Marie-France Hirigoyen de onderliggende mechanismen en toont via casestudies de impact ervan. Dit verhelderende boek dient als gids voor slachtoffers en hulpverleners en benadrukt het belang van professionele begeleiding. Meer informatie? Klik op de button.

Tekst: Merel de Backer
Foto: Igor Emmerich / Corbis / VCG

Meer Mijn Geheim? Neem nu een digitaal abonnement of bekijk de Facebook-pagina.

Marie-France Hirigoyen