Placeholder

Hoe gaat je kind om met een nieuwe baby?

Een nieuwe baby verandert veel in een jong gezin. Hoe kun je ervoor zorgen dat het oudste kind zich niet achtergesteld voelt? Deze tips kunnen je daarbij helpen.

Een nieuwe baby verandert veel in een jong gezin. Hoe kun je ervoor zorgen dat het oudste kind zich niet achtergesteld voelt? Deze tips kunnen je daarbij helpen.

  1. Laat de baby tot ‘leven’ komen. Een baby is niet het leukste speelkameraadje, aangezien hij alleen maar huilt, eet en slaapt. Om je peuter of kleuter bij je baby te betrekken, kun je dingen zeggen als: “ Je hoeft niet te huilen, je grote broer is hier” of “Je kunt je speelgoed niet eten als lunch!”. Daardoor voelt de grote broer of zus zich een goed voorbeeld voor de baby, en door grapjes te maken laat je zien dat de baby leuk is om mee om te gaan.
  2. Behandel je kinderen als een team. “Zijn de broers klaar om naar de speeltuin te gaan?”, “Laten we de zussen in bad stoppen!”. Het zit in onze aard om ergens bij te willen horen, dus is het een goede manier om ze te behandelen als een team in plaats van rivalen.
  3. Geef je kinderen geen rol. Niet alleen bedoelen we hiermee het oudste of jongste kind, de creatieveling of de energievreter, maar ook de pester en het slachtoffer. Wanneer de een de ander een duw geeft, word dan niet boos op de een en betuttel de ander niet. Zeg bijvoorbeeld: “Dat is te wild. Jullie moeten lief met elkaar omgaan.” Je spreekt ze meteen beiden aan en wijst ze niet op hun fouten of zwakheden.
  4. Plan tijd in met beide kinderen apart. Voordat de baby kwam, was de oudste enig kind en kreeg alle aandacht. Het kan zijn dat nadat de baby is geboren, de oudste zich anders gaat gedragen om aandacht te krijgen. Zorg dan dat je ook tijd inplant met je kind alleen. Papa, of opa of oma, kan op de baby passen.
  5. Negeer het oudere kind niet. De baby krijgt van andere mensen vaak veel aandacht. Hij groeit snel en kan al snel lopen, en er wordt veel gevraagd hoe oud hij nu is. Om het oudere kind niet te negeren, kun je antwoorden met: “Zijn zus heeft hem geholpen met het leren lopen!” of “ze wordt bijna een en haar oudere zus is net 4 geworden!” Zo voelt de oudere broer of zus zich niet onbelangrijk.