man-katinka-depressief

Katinka: ‘Al ruim een jaar is de sfeer in huis om te snijden’

De vriend van Katinka (51) heeft last van depressies. “Zonder dat hij het mij had verteld, is hij met zijn medicatie gestopt. Nu hangt hij al vijftien maanden alleen maar op de bank.”

De vriend van Katinka (51) heeft last van depressies. “Zonder dat hij het mij had verteld, is hij met zijn medicatie gestopt. Nu hangt hij al vijftien maanden alleen maar op de bank.”

Katinka: “In het weekend slaapt mijn vriend Gert vaak tot half drie uit. Het liefst nog langer. Hij kan hele dagen onder zijn dekbed liggen. Zelf zegt hij dat hij ‘laag in zijn energie zit’, ik noem het ronduit depressief. En dat is nu al vijftien maanden zo. Ik hou heel veel van hem, hij is mijn lief en ik wil hem niet kwijt. Maar dit put mij wel uit. Ik wil graag leven, genieten, maar nu trapt er constant iemand op de rem. Op de dagen dat Gert zo lang uitslaapt, sluip ik door het huis. Hij zegt wel dat dat niet hoeft, maar toch heb ik het gevoel dat ik zachtjes moet doen.

Net zoals vroeger, als mijn moeder ziek op de bank lag. En dan denk ik: hoe bestaat het dat ik nu weer in zo’n situatie zit? Natuurlijk zoek ik er niet bewust naar, maar waarschijnlijk val ik door mijn verleden toch op mannen die iets mankeren. Dat is me al vaker gebeurd. En telkens hoop ik stiekem dat ik deze keer wél kan helpen. Ik doorzie mijn eigen valkuil heel goed – ik hoorde de alarmbellen heus wel rinkelen toen ik Gert ontmoette – maar ik negeerde ze en nu zit ik er weer middenin.”

Vereenzamen

“Mijn moeder was psychiatrisch patiënt. Wat precies de diagnose was, is nooit helemaal duidelijk geworden. Er speelde van alles. Toen we met het gezin verhuisden op mijn zevende, vereenzaamde ze. Ze had een gehoorafwijking en kon mensen niet altijd goed verstaan. Daardoor voelde ze zich buitengesloten en werd ze argwanend. Ze dacht dat iedereen over haar roddelde en verdacht mijn vader van vreemdgaan. Ze begon te drinken. Veel te drinken. Als ontbijt zette ze een fl es jenever aan haar mond. Ik herinner me haar eigenlijk niet anders dan dat ze op de bank lag, en wij haar verzorgden en alles in huis zo goed mogelijk lieten verlopen. We wasten haar en gaven haar te eten. Op een gegeven moment werd ze opgenomen op een psychiatrische afdeling van een ziekenhuis. Dat duurde een paar maanden, toen kwam ze weer thuis. Even ging het goed, maar al snel verviel ze in haar oude patroon. Dat heeft zich een paar keer herhaald. De periodes dat ze thuis verbleef, werden korter en de tijd dat ze was opgenomen langer. Tot ze nooit meer naar huis is gekomen. Ik was toen twaalf. Ik weet nog goed hoe ik met mijn vader en broers en zussen bij haar op bezoek ging. Afschuwelijk, het was echt zo’n ouderwets gekkenhuis. Er woonden alleen vrouwen, de meesten kregen nooit bezoek. Mijn moeder zat zo onder de pillen, dat ze continu versuft was. Het moet voor haar vreselijk zijn geweest, want gek was ze niet. Ze heeft een paar keer een zelfmoordpoging gedaan. Ik vermoed dat ze op dergelijke momenten helder was en zich plotseling realiseerde in wat voor uitzichtloze situatie ze zat. Uiteindelijk is ze overleden aan een hartstilstand, ze was nog maar tweeënzestig. Hoe triest ook, het was voor iedereen een bevrijding.”

Niet gewoon

“Hoewel dat allemaal heftig was, heb ik toch een fi jne jeugd gehad. Zelf ben ik altijd vrolijk, ik heb altijd overal zin in en had veel steun aan mijn vader, zussen en broers. En als je opgroeit met zo’n moeder, weet je niet beter. Voor mij was de situatie normaal; pas veel later ben ik gaan begrijpen dat het verre van normaal was. En ook dat het niet gewoon was hoe verantwoordelijk ik me voor mijn vader voelde nadat mijn moeder niet meer bij ons woonde. Zo stond ik elke dag om zes uur voor hem op om koffie te maken. Iedereen uit ons gezin is in de zorg of de hulpverlening gaan werken, dat is wel apart. Zelf belandde ik in de jeugdhulpverlening. Maar ik stond niet achter de manier van werken die ik zag. Later ben ik, via de horeca, in de thuiszorg beland.

Dat past bij mij, ik hou ervan om me in te zetten voor andere mensen. Wel heb ik moeten leren mezelf daarbij niet helemaal weg te cijferen. En dat is nog steeds een gevecht. Qua relaties trok ik vaak mannen aan met wie iets mis was. Een van hen was manisch-depressief en ook de man met wie ik ruim twintig jaar geleden trouwde, had wat eigenaardigheden. Achteraf, nu we uit elkaar zijn, vermoed ik dat hij een autistische stoornis heeft; bij een van onze kinderen is die diagnose gesteld en in hem herken ik veel van mijn man. Maar door mijn verleden schrok ik er niet van als in een relatie niet alles even simpel was. Niemand is perfect, toch? Mijn man en ik hadden het jaren heel goed. We waren al heel lang boezemvrienden voordat we verliefd werden. Samen kregen we twee kinderen, nu 18 en 15. Acht jaar geleden zijn we gescheiden, het ging niet meer tussen ons. Maar we zijn als goede vrienden uit elkaar gegaan en wonen nu tegenover elkaar. Dat is fijn voor de kinderen.”

Lees ook: Julie: ‘Mijn postnatale depressie verwoestte ons huwelijk’

Vreselijk grappig

“Gert en ik ontmoetten elkaar zes jaar geleden, een paar jaar na mijn scheiding, via een gemeenschappelijke vriend. Die had ons al eerder voor elkaar warm proberen te maken. Toen stonden we allebei niet zo open voor een relatie. Maar toen we elkaar zagen, bleek het erg goed te klikken. Gert is heel charismatisch en vreselijk grappig. Daar viel ik voor. En voor zijn briljante geest. Hij heeft een heel hoog IQ en kan geweldig over van alles praten. Ik hou van diepzinnige gesprekken en interesseer me voor de wetenschap, dus wij vonden elkaar helemaal. Eerst als vrienden, maar toen er een zoen volgde, hadden we opeens een relatie. Dat Gert nogal zwaarmoedig kon zijn, wist ik toen al. Dat vertelde hij, en dat merkte ik ook. Naast die grappige man bestond tegelijkertijd iemand die teruggetrokken was en passief op de bank hing. Met een mix van ‘zelfmedicatie’ wist hij zich te redden. Dat betekende eigenlijk dat hij zichzelf stabiel hield met elke dag één klein bolletje speed. Niet veel, hij was absoluut niet opgefokt. En hij blowde. Daarin had hij een goed evenwicht gevonden, waarmee hij redelijk functioneerde. Maar hij wilde stoppen met de drugs, zei hij meteen. Hij wilde serieus aan zichzelf gaan werken en eindelijk het leven écht gaan leven. Dat steunde mij in mijn keuze om voor hem gaan, want hoewel ik zijn problemen begreep, vond ik het belangrijk dat hij er serieus iets aan ging doen. En dat deed hij dus. Hij stopte met de zelfmedicatie en ging medicijnen slikken die hij van de dokter kreeg, zoals antidepressiva en iets om beter te slapen. En hij ging in therapie. Heel intensief: twee dagen per week. Hij had namelijk nogal wat te verwerken.”

Weinig emoties

“Hij is vroeger misbruikt en dat heeft hem afgestompt. Op zijn 21ste had hij zo genoeg van het leven dat hij er een einde aan wilde maken. Hij voelde zich niet thuis in de wereld. Met een auto ging hij naar de bossen, en hij liet een slang van zijn uitlaat naar het raampje lopen. Zo zat hij daar, met pillen, drank en muziek keihard uit de luidsprekers. This is the End, van The Doors. Hij werd gevonden door wandelaars. Een week lang heeft hij in coma gelegen, toen werd hij toch wakker. Vastgebonden aan een bed. Een jaar hebben ze hem in een inrichting gehouden. Zo ging dat toen nog, ruim vijfentwintig jaar geleden. Zonder behandeling, alleen met pillen die hem tot een zombie maakten. Daarna werd hij vrijgelaten. Hij trouwde en bouwde een eigen bedrijf op. Hij is zo intelligent, dat kon hij natuurlijk uitstekend. Maar hij zat nooit goed in zijn vel. Hij had weinig vertrouwen in het leven en voelde weinig emoties. Hij was behoorlijk narcistisch en kon zich niet goed inleven in anderen. Toen zijn vrouw zwanger was, heeft hij haar verlaten voor zijn secretaresse. Hoe verschrikkelijk dit voor haar was, en hoe logisch dat zij niet wilde dat hij hun kind zag, dat realiseert hij zich de laatste jaren eigenlijk pas. Sinds de therapie. Want die sessies deden enorm veel met hem. Hij ontdooide. En hij zei dat hij voor het eerst in zijn leven echt kon genieten. Voor het éérst! Van de zon op zijn gezicht, een lekkere maaltijd, van kleine leuke dingen doen samen. Ik zag het aan hem, ik zag de emotie eraf spatten. Hij kreeg voor het eerst kippevel bij mooie muziek, hij leerde dansen. Hij leerde ook voor het eerst zich echt met iemand te verbinden. Met mij dus. Dat was overigens niet altijd simpel. Hij had in die tijd enorm veel bevestiging nodig en sms’te me bijvoorbeeld wel twintig keer op een dag met de vraag of ik wel echt van hem hield. Dat proces heeft een paar jaar geduurd. Over het algemeen hadden Gert en ik het heel goed samen. Helaas kon dat niet zo blijven…”

Zwaarte in de lucht

“Want nu is hij al vijftien maanden onafgebroken depressief. Het begon toen zijn beste vriend overleed, de man die ons aan elkaar had gekoppeld. Hij was daar helemaal stuk van. Maar om dat verdriet écht te voelen en het niet te temperen, stopte hij met de antidepressiva, iets wat hij mij pas drie weken later vertelde. Natuurlijk was ik het daar niet mee eens, maar ja, toen was het al gebeurd. En opnieuw beginnen, daar zag hij tegenop omdat je de eerste tijd last hebt van bijverschijnselen. Het zou vast vanzelf weer beter gaan, meende hij. Maar dat is dus niet gebeurd. Al vijftien maanden is hij in zichzelf gekeerd en lusteloos. Hangt hij op de bank. Vlucht hij in alcohol om zich beter te voelen. Afspraken die we maken, dat hij een kamertje zal verbouwen, dat hij een stoel zal maken, dat hij het waterbed van mijn zoon zal laten leeglopen, het komt er allemaal niet van. En als ik ernaar vraag, vindt hij dat ik zeur. Ik ga fel de discussie aan, want hoezo zeur ik als ik hem alleen wijs op wat hij heeft beloofd? Ik probeer me er weinig van aan te trekken, en in mijn eigen vrolijkheid en energie te zitten, maar dat is niet simpel. De zwaarte hangt gewoon in de lucht en in ons huis.

Mijn kinderen hebben er gelukkig weinig last van. Gert kan zich heel goed houden en zit altijd nog wel vol grapjes. Tijdens het eten bijvoorbeeld, dan is hij best gezellig. Daarna gaan mijn kinderen iets voor zichzelf doen, en zitten ze er niet mee dat Gert op de bank gaat liggen zappen en verder tot niets komt. Ik zit vaak in een spagaat. Ik kan dan wel zelf iets actiefs gaan ondernemen, maar eigenlijk wil ik ook graag bij hem zijn. Lekker knuffelen bijvoorbeeld, dat doen we nog altijd veel. Dus dan ga ik maar naast hem zitten, schenk net als hij een portje in. En dan zetten we samen een fi lm op, lekker tegen elkaar aan geleund. Zo hebben we het toch fi jn, maar ik weet dat er iets ongezonds aan ten grondslag ligt, dus na afl oop in bed ben ik toch niet blij. Ik mis de Gert die hij ook kan zijn, die hij een hele tijd was. De vrolijke, actieve Gert, die van het leven geniet. Volgende week heeft hij een afspraak bij een arts, en ik wil dat hij ook naar een psychiater gaat. Dat hij opnieuw aan de antidepressiva gaat. Want ik hou van hem, zielsveel. Maar vijftien maanden samenleven met een depressief iemand die niet iets onderneemt om beter te worden, dat is echt te lang.”

Lees ook: Monique Smit: ‘Ik zat op het randje van een postnatale depressie’