Placeholder

Vakantiegevoel?

Stefanie heeft vakantie.. eindelijk! Maar waar is haar vakantiegevoel? Er zijn nog zoveel spullen die opgeruimd moeten worden. Maar voor alles lijkt er opeens een oplossing te zijn!

Stefanie heeft vakantie.. eindelijk! Maar waar is haar vakantiegevoel? Er zijn nog zoveel spullen die opgeruimd moeten worden. Maar voor alles lijkt er opeens een oplossing te zijn!

Mijn bureau ligt nog steeds vol met mappen en papieren, maar de werkzaamheden met een hoge prioriteit heb ik afgehandeld. Halverwege de middag komt er ineens allerlei werk bij. Ik krijg het niet af en vind het vervelend om het voor mijn collega achter te laten. Met een onbevredigd gevoel verlaat ik aan het eind van de dag en aan het begin van mijn vakantie het kantoor.

Ik ben toe aan een beetje rust, maar kan niet ontspannen. Dirk heeft nog geen vakantie en dat is een struikelblok voor mij. We doen meestal alles samen, maar nu ik degene ben die vakantie heeft, wil ik dat het eten klaarstaat als Dirk thuis komt en dat alles netjes is. Ik jaag mezelf op en hoor een stemmetje in mijn hoofd iets zeggen over: een goede vrouw willen zijn.

Dirk zegt dat ik rustig aan moet doen en de kinderen aan het werk moet zetten. Rustig aan doen is niet zo gemakkelijk en delegeren is niet mijn sterkste punt. Bovendien hebben de oudste kinderen ook hun baantjes. Soms mopper ik dat ze hun spullen moeten opruimen of de vaatwasser legen. Daar blijft het vaak bij.

Op de eerste vakantie-ochtend lees ik Adriana gezellig voor, maar na een tijdje komt het jachtige gevoel naar boven.
‘Nu moet ik aan het werk,’ zeg ik tegen Adriana.
‘Aan het werk?’ Adriana trekt een beteuterd gezicht.
‘Nou ja, gewoon hier thuis aan het werk.’

Dat stemt haar vrolijker en ze gaat mee naar boven, waar ik de bedden afhaal. Maar ik moet ook nog: stofzuigen, het toilet schoonmaken, boodschappen doen en het avondeten voorbereiden. En dit zijn nog maar de gewone klusjes! Ik doe niets extra’s, zoals: een kast uitmesten. Ik kom er niet eens aan toe om mijn tas uit te ruimen. Daar zit nog steeds een boterhamzakje met biscuitjes voor de laatste werkdag in.

’s Middags weiger ik huishoudelijk werk te doen. Bovenal wil ik een goede moeder zijn en ik ga met Adriana naar een meertje bij ons in de buurt.

Ik weet niet of het de harde wind is die door mijn haren waait of Adriana, die in het water springt, maar ineens ontspan ik. Het is hier heerlijk! Wat schittert de zon mooi over het water!

Adriana krijgt het koud. Ik sla een handdoek om haar heen.
‘Ik heb honger!’ zegt Adriana.
Ik rommel in mijn handtas.
‘Wil je een biscuitje?’