Placeholder

Uitzwaaien

Stefanie brengt Christianne naar het vliegveld. Ze vindt het best spannend, maar voelt vooral trots voor haar stoere dochter.

Stefanie brengt Christianne naar het vliegveld. Ze vindt het best spannend, maar voelt vooral trots voor haar stoere dochter.

’s Morgens voor zeven uur staan we bij Christianne en haar vriend voor de deur. Grote koffers worden naar buiten gesleept. Christianne gaat naast Adriana en mij op de achterbank zitten en haar vriend voorin naast Dirk. Er gaat een pak drinkyoghurt over en weer. Dat is blijkbaar hun ontbijt.

We zetten het stel bij de ingang van Schiphol af. Ieder een koffer, Christianne de tickets in een mapje tegen zich aangedrukt. Wij zoeken de parkeergarage op.
Als Christianne en haar vriend gaan inchecken, wachten wij in een grote hal. Adriana wil spelen. We vinden een speelplekje, vlak voor een nooduitgang, waar het niet druk is. Ik houd haar goed in de gaten, want ik moet er niet aan denken om mijn kind hier uit het oog te verliezen.

Wat een bedrijf! Kioskjes, winkeltjes, Balies, verwijsborden en het krioelt van de mensen.
Ik zie allerlei nationaliteiten. Allemaal gewone mensen met ieder hun eigen bestemming. De wereld bij elkaar! Een onbewust symbool van saamhorigheid in de mooie, maar ook wrede wereld. De marechaussee surveilleert met mitrailleurs in de hand en we worden met onze neus op de feiten gedrukt als we even later de herdenkingsplek voor toestel MH17 passeren. Toch heerst er een soort sereniteit in de drukte. Ik zie geen kwaad in de voorbij lopende mensen. Ook het betuigde medeleven op de herdenkingsplek is een bewijs van goedheid. Ik blijf vertrouwen houden in de mens. Zeker nu mijn oudste dochter gaat vliegen. Wel ben ik blij dat ze niet oost- maar westwaarts gaat. Maar als zij hun koffers laten sealen, is dat niet alleen tegen beschadiging, maar verraadt het ook angst voor ander gevaar: ongewilde drugssmokkel.

Na het vliegtuigen spotten, drinken we koffie in het restaurant.
Ineens is het tijd. We roepen Adriana uit een speelhalletje. Ik pak haar schoentjes en neem haar op mijn arm, terwijl de schoentjes nog aan mijn vingers bungelen. We moeten een eind lopen vanaf het restaurant.
Daar gaan ze, zwaaiend door de douane.

De dag ligt nog voor ons. We besluiten naar zee te gaan. Wolken en zon wisselen elkaar af en het waait een beetje. Zittend op het strand aan de Noordzee, denk ik aan mijn dochter die boven de Atlantische Oceaan hangt. Zo ver ben ik nog nooit geweest. Wat ben ik trots op haar. Ondanks wat  spanning, voel ik dat het goed zal gaan en wens dat het een fijne vakantie zal worden.