Placeholder

Stefanie: waarom goede ideeën verloren gaan

Soms zet ik tegelijkertijd met haar de rolemmer aan de straat. Ze gaat altijd gekleed in een mooie, kleurrijke rok met een bijpassende hoofddoek. Sinds ik haar een keer heb gevraagd hoe het met haar gaat, lacht ze blij als ze mij ziet.

Soms zet ik tegelijkertijd met haar de rolemmer aan de straat. Ze gaat altijd gekleed in een mooie, kleurrijke rok met een bijpassende hoofddoek. Sinds ik haar een keer heb gevraagd hoe het met haar gaat, lacht ze blij als ze mij ziet.

Ik schat haar een jaar of twintig. Ze woont schuin achter ons met haar moeder, broer en zus. Heel af en toe hoor ik haar moeder foeteren. Ik versta de moeder niet, maar begrijp haar wel. Ze heeft het vast niet gemakkelijk. Het gezin komt uit Afrika, woont hier nog maar een paar jaar en een vader is er niet.

Nu hebben ze een heleboel logees. Allemaal in dat ene rijtjeshuis. Ik zie vooral jongens, maar in de steeg tref ik mijn buurmeisje met een klein meisje. Het meisje blijkt een nichtje van mijn buurmeisje te zijn en is, net als Adriana, vijf jaar.

‘Wij gaan naar de kinderboerderij!’ vertelt de kleuter enthousiast. Mijn buurmeisje legt uit dat ze niet naar de kinderboerderij gaan, maar naar het dierenparkje. Ik ga daar met Adriana ook vaak naartoe. Het is een hertenkampje met nog wat andere dieren en een speeltuintje. Best leuk, toch raakt het enorme enthousiasme van het meisje mij.

 

‘Ze is nog nooit in de kinderboerderij geweest’, vertelt mijn buurmeisje. ‘s Nachts denk ik erover na. Ik zou mijn buurmeisje en haar nichtje een keer kunnen meenemen naar de kinderboerderij. Behalve dieren en een grote speeltuin, is daar ook een speelhal, een verkeerstuin en een natuurpad. Het meisje zou met Adriana kunnen spelen en een ritje op de ponykar kunnen maken… Maar ik moet zeker weten dat Dirk de auto niet nodig heeft, zodat ik vervoer heb. En is het niet oneerlijk tegenover de jongens? Ik kan maar vier passagiers in de auto meenemen. Wellicht vindt mijn buurmeisje mijn voorstel raar. Is het dierenparkje niet goed genoeg? Wie denk ik wel dat ik ben? De Heilige Maagd Maria? Nee, zeker niet. Treurnis overvalt mij. Ik denk aan de pijnlijke afstand tussen mij en één van mijn oudste kinderen.

Waarom zal ik bij de buren de weldoener uithangen als mijn privésituatie niet eens op rolletjes loopt? Omdat ik ondanks verdriet verder moet, vreugdevol wil leven en mezelf wil blijven.

Toch blijf ik twijfelen of ik het aan mijn buurmeisje zal vragen. Nu is de vakantie is voorbij. Het kleine meisje zie ik niet meer. Ik had een kind kunnen verrassen,  maar deed het niet.