Placeholder

Lezen: Ambers ezeltje

In dit hartverwarmende en waargebeurde verhaal wordt Amber, nu vijf, veel te vroeg geboren en raakt ze gehandicapt. In een therapiecentrum maakt ze kennis met een ezel die voor dood is achtergelaten op een boerderij. Ze krijgen een hechte band. Lees hieronder een deel van het eerste hoofdstuk.

In dit hartverwarmende en waargebeurde verhaal wordt Amber, nu vijf, veel te vroeg geboren en raakt ze gehandicapt. In een therapiecentrum maakt ze kennis met een ezel die voor dood is achtergelaten op een boerderij. Ze krijgen een hechte band. Lees hieronder een deel van het eerste hoofdstuk.

Julian & Tracy Austwick – €19,99 – Uitgeverij The House of Books.

 

Voor dood achtergelaten
Ierland, januari 2010

‘O, mijn god.’ Dierenwelzijns-inspecteur Sinead O’Donnell van ezelopvang de Donkey Sanctuary wist niet wat ze zag. Weggedoken achter in de overwoekerde tuin stond een ezel met de meest afgrijselijke verwon- dingen aan zijn nek. De afstand tot de weg waar Sinead stond, was bijna honderd meter, maar ze kon duidelijk zien dat er bloed uit de diepe wonden sijpelde. Het arme dier stond te wankelen op zijn poten, versuft van de pijn.
Sinead maakte via de radio contact met het hoofdkwartier om versterking te vragen. ‘We moeten onmiddellijk de Gardaí – de Ierse politie – hierheen laten komen.’
Ze wist dat een dierenwelzijns-inspecteur alleen onder begelei- ding van een politieagent een perceel mocht betreden om een mis- handelde ezel te redden; nu moest ze dus gewoon rustig afwachten tot ze arriveerden. Het was een snijdend koude dag in januari 2010, en Sinead ritste haar fleecejack tot boven toe dicht en wikkelde haar sjaal nog een keer om haar nek.
De arme ezel moest het onvoorstelbaar koud hebben. Hoewel ezels robuuste dieren zijn, bedoeld voor het buitenleven, zou zijn lichaamstemperatuur beslist flink dalen van bloedverlies door ver- wondingen zoals zij die zojuist had gezien.
Het zou wel even duren voordat de politie arriveerde, want ze was ver van de bewoonde wereld – in een gehucht op het platteland, een halfuur rijden van de Ierse havenstad Galway. De ezelopvang had de avond daarvoor een anonieme tip gekregen. De dame had beschreven hoe de ezel aan een paal vastgebonden was, en dat het dier in ernstige nood verkeerde. Sinead kon het touw niet zien; ze vermoedde dat het die nacht was verwijderd.

Ze voelde een rilling over haar rug lopen. Het was niet alleen de kou die haar aanvloog, ze vond het ook verschrikkelijk om op dit soort meldingen afgestuurd te worden.
Het grootste aantal geredde ezels vind je in Ierland: bijna 4500 tot nu toe. De Ieren beschouwen de ezel als een ‘mascotte’ die je op je land moet hebben, dus een heleboel ezels staan in wezen weg te kwijnen in een afgelegen hoekje van iemands perceel.
Sinead keek op haar horloge. Het was 14.53 uur. Ze blies in haar handen om ze warm te houden en stopte ze toen onder haar oksels. Kort daarna verscheen er een politieauto.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg de garda terwijl hij uit zijn jeep stapte. Uit zijn walkietalkie klonk een explosie van gekraak en stem- men. Hij draaide aan de knop om korte metten te maken met het lawaai en concentreerde zich op de situatie.
Sinead hoefde niets uit te leggen; ze hoefde alleen maar naar de ezel te wijzen.
De garda schudde vol afgrijzen zijn hoofd. Hij was jong, achter in de twintig, en had een wolfachtige grijns. ‘Laten we maar eens zien wat ze te zeggen hebben.’ Hij bereidde zich voor om op de deur te kloppen.
Sinead wist uit ervaring dat je nooit kon voorspellen hoe dit soort situaties zouden lopen. Soms putten de eigenaars zich uit in verontschuldigingen; andere keren werden ze agressief en was er versterking nodig.
De verf bladderde van de voordeur. Er was geen bel, dus de poli- tieagent bonsde, een paar keer. Ze deden allebei een stap achteruit en zetten zich schrap.
‘Ja?’ Een vrouw van middelbare leeftijd deed open. Ze had de ketting op de deur, dus ze konden maar de helft van haar gezicht zien. ‘Is dat uw ezel in de tuin?’ vroeg de garda. ‘Ja,’ antwoordde de vrouw op defensieve toon. ‘We hebben reden om aan te nemen dat het dier is mishandeld en zouden graag van dichtbij willen kijken. Mogen we binnenkomen?’ vroeg hij, beleefd maar resoluut. De vrouw keek hen even strak aan. Zonder een woord te zeggen deed ze de deur dicht, haalde de ketting eraf en zwaaide de deur toen wijd open.
Het eerste wat Sinead opviel, was de geur. Van vieze prullenbak- ken of vuile vaat – bedorven eten – vermengd met muffe sigarettenrook. De stank kwam in golven die om de paar ademhalingen haar neusvleugels binnendrongen. Ze bedekte haar neus toen ze de gang binnenstapte.
‘We wisten niet dat hij er zo slecht aan toe was, we hebben geprobeerd hem te helpen…’ De vrouw putte zich uit in smoesjes in haar zware, regionale accent.

Sinead schatte haar op een jaar of vijfenveertig. Ze droeg een kuitlange, groene corduroy rok die uitpuilde ter hoogte van haar buik, en bij de taille weer terugweek. In de tailleband van de rok had ze een crèmekleurige blouse gestopt, en daaroverheen droeg ze een dik, blauw, gebreid vest. Haar ongewassen haar was doorschoten met grijs en hing in slierten over haar schouders.

Ze ging hen voor door het huis naar de tuin. Sinead kon zien dat het pand net zo verwaarloosd was als de ezel. Op de muren stonden kringen van het optrekkende vocht, en de verf bladderde van het plafond. Het jarenzeventigmeubilair was bedekt met een laag vuil en kruimels. Uit de asbakken die her en der in de kamer stonden, puilden sigarettenpeuken. Sinead was nog nooit zo blij geweest dat ze weer de kou in kon stappen.

Toen ze het dier dat ze kwam redden van dichtbij zag, viel het haar direct op hoe groot het beest was. Veel groter dan de gemiddel- de ezel – het leek meer een klein paard. Hij was donkerbruin, op zijn witte snuit en onderbuik na. In tegenstelling tot wat bij sommige andere reddingen wel gebeurde, hoefde ze niet bang te zijn dat hij ervandoor zou gaan; hij kon amper staan. Hij stond te wankelen in de ijskoude modder, als een pasgeboren veulen, onvast op zijn poten.

‘O, mijn god,’ zei ze voor de tweede keer die dag. Ze sloeg een hand voor haar mond.
De wonden waren veel erger dan ze had gedacht toen ze nog op de weg stond. Er liepen drie grote gapende wonden om zijn nek en keel. De vacht rond zijn verwondingen leek te zijn weggebrand. De ezel moest onbeschrijfelijke pijn hebben geleden.
‘Het ziet er ontstoken uit, we moeten hem meteen antibiotica geven.’ Sinead draaide zich om naar de politieagent en de vrouw. De eigenaresse was in de deuropening blijven staan en trok zich nu terug in haar hol. ‘Hoe hebt u dit kunnen laten gebeuren?’ vroeg ze beschuldigend. De vrouw fronste haar voorhoofd diep, zoekend naar een uitvlucht.