Placeholder

Gemengde gevoelens

Het zoontje van Knof doet mee aan een hockeywedstrijd. Olle scoort het ene na het andere doelpunt, en toch komt Knof niet juichend thuis…

Het zoontje van Knof doet mee aan een hockeywedstrijd. Olle scoort het ene na het andere doelpunt, en toch komt Knof niet juichend thuis…

Zaterdagochtend langs een hockeyveld. Een troep achtjarige jongetjes rent zo hard mogelijk achter een bal aan. Soms raken ze hem. Ik sta achter het doel van de tegenpartij. De vader van hun keeper is over het hek geklommen en geeft zijn zoontje nog wat nuttige tips.

 

‘Niet bang zijn voor de bal!’

En: ‘Je moet heel hard op ze af rennen, dan schrikken ze en slaan ze de bal juist tegen jou aan.’

De vader van Frank, ons op-één-na-beste spelertje, geeft me een bekertje hete automatensmurrie. Als zijn zoon een makkelijke bal laat glippen, roept hij: ‘Kom op, Frank!’

Ik zoek het veld af en vind Olle ergens rond de middenlijn. Hij laat zijn stick heen en weer slingeren terwijl hij met open mond naar een vliegtuig tuurt dat traag langs de hemel kruipt.

‘Olle!’ roep ik. ‘Word eens wakker!’

De bal schiet los uit de kluwen armen, benen en sticks die de andere jongens gevormd hebben en rolt zijn kant op.

‘Olle!’ roep ik, nu bulderend. ‘Let eens op, man!’

Olle schrikt, ziet de bal voorbij gaan en besluit met het ding mee te hollen.

‘Jaaa!’ roepen de vader van Frank en ik samen, als Olle alleen op de keeper afgaat.

Het keepertje kijkt om. ‘Je kunt het,’ zegt zijn vader. ‘Goed naar de bal kijken.’

‘Kom op, Olle!’ roepen wij. ‘Scoren!’

Struikelend over zijn stick weet Olle de bal op het laatste moment een onverwachte wending te geven, zodat hij in het doel rolt. Ik spring juichend op en neer en hij rent naar zijn teamgenoten. ‘Zag je dat?’ roept hij, steeds weer.

Het keepertje kijkt smekend naar zijn vader. ‘De volgende is voor jou,’ zegt hij. ‘Eerlijk waar.’

Nog geen vijf minuten later is het Frank die de 2-0 maakt. Zijn vader en ik slaan elkaar lachend op de schouder. Bij de 3-0 doen we een kleine polonaise.

Maar het keepertje verlaat zijn doel en stompt zijn vader tegen de benen. ‘Ik kan het niet,’ snikt hij. ‘Je zei zelf dat ik het kon, maar ik kan het niet!’ Hij werpt zijn helm af en we zien zijn betraande gezicht. Achter zijn rug loopt Olle met bal en al het doel in. De scheidsrechter fluit voor de 4-0. Olle kijkt me vragend aan. Ik juich niet meer.

Als we thuis zijn, vraagt Jeska hoe het ging.

‘7-0!’ zegt Olle. ‘Ik heb drie keer gescoord!’

‘Goed hoor,’ zegt Jeska en aan mij vraagt ze: ‘Prachtig, toch?’

‘Ja,’ zeg ik. ‘Prachtig.’

Ik meen er niets van.

 

 

Wil je meer lezen van Knof? Bestel dit boek nu op ako.nl (zonder verzendkosten!)