Placeholder

Juliëtte en haar moeder Bep kregen allebei leukemie

Juliëtte (36) en haar moeder Bep (75) kregen allebei leukemie, hun overlevingskansen waren erg klein. Het is een wonder te noemen dat ze er allebei nog zijn. “We weten nu dat het leven plots een heel andere wending kan nemen. Daarom genieten we enorm van elkaar.”

Juliëtte (36) en haar moeder Bep (75) kregen allebei leukemie, hun overlevingskansen waren erg klein. Het is een wonder te noemen dat ze er allebei nog zijn. “We weten nu dat het leven plots een heel andere wending kan nemen. Daarom genieten we enorm van elkaar.”

Bep: “Laatst ging ik samen met mijn Juliëtte naar de opnames van het tv­programma Oh, wat een jaar. Haar idee: Juliëtte bedenkt van alles wat we samen kunnen doen – van kerstmarkten bezoeken tot kibbeling eten op het strand. Dankzij haar sta ik nog volop in het leven. Een paar jaar geleden had ik dat niet durven dromen.” Bep zit naast haar dochter Juliëtte op de bank. Geen vanzelfsprekendheid: ze kregen allebei leukemie en hun overlevingskansen waren klein. Het liefst laat Bep het verleden achter zich en kijkt ze vooruit. Toch heeft ze besloten om samen met haar dochter hun verhaal te doen aan Vriendin. “We hopen andere mensen met leukemie een hart onder de riem te steken. Al geven we maar één patiënt moed, dan is het dat al waard.”

Enorme vechtlust
Leukemie, ook wel bloedkanker genoemd, komt niet in de familie van Bep en Juliëtte voor. De schok was dan ook groot toen Juliëtte op haar negentiende die diagnose kreeg. Juliëtte: “Achteraf gezien had ik al jaren allerlei kwalen: ontstoken ogen, altijd moe en blauwe plekken die maar niet verdwenen. Maar ik ben niet iemand die snel naar de dokter rent. En toen ik dat wel deed, rond mijn achttiende, werd ik naar huis gestuurd met een antibioticakuur. Toen op aandringen van mijn moeder een paar maanden later bloed werd geprikt – ik voelde me steeds zwakker – bleek het goed mis.” Met erg lage bloedwaarden wordt Juliëtte naar Daniel den Hoed gestuurd, een oncologische kliniek in Rotterdam.

Daar blijkt dat ze een vorm van de beenmergziekte Myelodysplastisch Syndroom (MDS) heeft, een voorstadium van leukemie waarbij de productie van bloedcellen ernstig verstoord is. Juliëtte: “Heel heftig, maar tegelijkertijd was ik opgelucht: eindelijk wist ik wat ik mankeerde. Mijn overlevings­ kansen waren dertig procent. Toch dacht ik: ik kan dit aan. Ik was jong en had sterk het gevoel dat ik het ging redden.

‘Mijn moeder verliezen na alles wat ik had meegemaakt? Ondenkbaar’

” Bep: “Mijn wereld stond op zijn kop. Onze dochter had kanker, hoe was dat mogelijk? Ik kon mijn tranen soms lastig bedwingen, maar Juliëtte was sterk. Ze had een enorme vechtlust. Vastberaden begon ze aan drie chemokuren. Ze verloor haar haren en werd steeds magerder, want door de misselijkheid at ze amper iets. Vaak maakte ik iets klaar wat ze lekker vond, zoals spaghetti, en nam dat mee naar het ziekenhuis. Meestal kreeg ze maar één hap naar binnen. Maar het was ’t minste wat ik voor haar kon doen.”

Door de chemo’s krijgt Juliëtte complicaties bij haar longen en darmen. Het ziet er slecht voor haar uit. Maar na een operatie waarbij een deel van haar darm verwijderd wordt, krabbelt ze langzaam op. Ze mag na een paar maanden naar huis en daarna voelt ze zich steeds beter. Maar twee jaar later, op haar tweeëntwintigste, krijgt ze opnieuw slecht nieuws. Bep: “Na een standaardcontrole bleek de kanker teruggekeerd. Juliëtte was heel erg boos. Bij mijn man en mij heerste vooral ongeloof en intens verdriet. Juliëtte had acute leukemie: een andere, zeer ernstige vorm. Beenmergdonatie was haar enige kans op overleven. Daarvoor was een beenmerg­ donor nodig. Die worden wereldwijd gezocht, maar zijn zeldzaam omdat er niet snel een match is tussen een donor en patiënt.”

Blijven vechten
Juliëtte sterkt aan, gaat op zichzelf wonen en probeert haar leven weer op te pakken. Maar dan gebeurt het ondenkbare: ook haar moeder blijkt ernstig ziek. Bep: “In 2007 voelde ik me al een tijdje niet lekker. Ik had last van hartkloppingen, lag ’s nachts te zweten en ik bleef maar verkouden. Bij de huisarts bleken mijn bloedwaarden erg laag. Juliëtte had sterk het gevoel dat ik ook leukemie had, maar ik wilde daar niet aan. De ziekte is niet erfelijk. Bovendien was Juliëtte als kind al aan het kwakkelen met haar gezondheid, maar ik had bijna nooit ergens last van.” Uit een beenmergpunctie blijkt dat Bep Acute Lymfatische Leukemie (ALL) heeft, een vorm die meestal bij kinderen voorkomt. Bep: “Ongelofelijk. Toen Juliëtte ziek was, had ik notabene honderd keer tegen mezelf gezegd: ‘Kon ik het maar van haar overnemen.’ Ik werd opgenomen in het Daniel den Hoed centrum, waar de artsen ook stomverbaasd waren. Een moeder én dochter met leukemie: dat hadden ze nog nooit meegemaakt.” Bep krijgt chemokuren en wordt daar erg ziek van. Na de tweede kuur is haar situatie zelfs kritiek. Bep: “Ik lag in dat ziekenhuisbed en voor mijn gevoel was ik heel ver weg. Alles om me heen was grijs. En toen hoorde ik ineens de stem van Juliëtte: ‘Mama, ik heb ook gevochten. U moet ook vechten!’”

Lees het hele verhaal in Vriendin 47. 

Heb je net als Juliëtte en Bep dezelfde ziekte overwonnen als je dochter of moeder en wil je daarover vertellen? Mail je verhaal naar post@vriendin.audax.nl of praat mee op ons forum.