Placeholder

Levendige ogen

Het gesprek is bedoeld om vast te stellen welke behandeling bij Faith past. De psychologe pakt een tissue voor Faith, terwijl de psychiater het woord voert.

Het gesprek is bedoeld om vast te stellen welke behandeling bij Faith past. De psychologe pakt een tissue voor Faith, terwijl de psychiater het woord voert.

Onhandig wrijf ik over de arm van mijn dochter. Haar grote, blauwe ogen blijven mooi, ook al zijn ze roodomrand. Ik begrijp dat het moeilijk is als je jong bent, een lichte beperking hebt en een verleden vol verwaarlozing met je meedraagt. Faith heeft een laag zelfbeeld en ze piekert veel. Haar felle uiting over zichzelf maakt mij verdrietig, maar ik schrik niet. Faith uit zich vaak heftig. Ik weet dat zij ook kan stralen. Dat zie ik dikwijls in haar grote, blauwe ogen.

De psychiater stelt vragen. Daarna verlaat ze, samen met de psychologe, het kamertje voor overleg.

‘We hebben gekozen voor cognitieve gedragstherapie met ondersteunende medicatie’, zegt de psychiater, als ze weer tegenover ons zit. Ik ben geen voorstander van geneesmiddelen bij psychische klachten. Faith reageert wel positief op het voorstel, wat het er niet gemakkelijker op maakt. Ze is twintig jaar en mag zelf de beslissing nemen. ‘Ik zal haar er niet om veroordelen’, zeg ik, ‘maar ik ben er niet voor’.
‘Het heeft een negatief effect op de patiënt, als mensen in de directe omgeving niet achter de medicatie staan’, zegt de psychiater.
‘Ik ga niet over mijn mening liegen’, zeg ik. Mijn stem klinkt zwak. Was Dirk er maar bij! Ik zeg dat het voor sommige mensen een uitkomst kan zijn, maar dat er te snel medicijnen worden voorgeschreven. Ik ben bang dat Faith haar levendigheid zal verliezen en een afgevlakt gevoel krijgt of suf wordt van de medicijnen. Er zijn andere mogelijkheden om Faith te helpen. De dramatherapie heeft destijds ook geholpen. De psychiater wil in een vervolggesprek uitleg geven over farmacotherapie. Ik stem ermee in, maar benadruk dat ik wel mezelf wil blijven. Mezelf verloochenen zou juist niet goed zijn voor Faith.

Faith gaat het centrum in, voordat ze teruggaat naar het trainhuis.
‘Laat het bezinken en app me straks maar even’, zeg ik.

Voor het eten krijg ik een appje van Faith. Ze heeft gezellig gewinkeld en voelt zich al wat beter. Ik zie haar gezicht voor mij. De sprankeling in haar ogen mag nooit plaatsmaken voor een doffe medicijnenblik. Ik kan niet anders dan Faith vrij laten in haar keuze, welke die ook zal zijn, maar ik kan ook niet anders dan bij mijn eigen gevoel blijven.