vrouw

Pas na zijn dood ontdekte Ellen dat haar man een dubbelleven leidde

Tot drie jaar geleden had Ellen (47) een goed huwelijk. Tenminste, dat dacht ze. Na de dood van haar man Pieter bleek dat hij jaren een dubbelleven had geleid.

Ellen: “Ze zeggen altijd: niets dan goeds over de doden, maar het valt niet mee me daar aan te houden. Laatst heb ik woedend al Pieters kleding weggegooid. Ik ben zo boos over hoe hij mij en onze zestienjarige dochter Naomi heeft achtergelaten. Als zij erbij is, houd ik me in, het blijft toch haar vader. Maar ik vraag soms hardop aan zijn urn die hier thuis op de dekenkist staat: ‘Wat doe je ons allemaal aan? Waarom heb je al dat geld vergokt? En waarom heb je me zo voorgelogen? Twintig jaar geleden ontmoette ik Pieter op een familieavond van de AGOG, dat staat voor de anonieme gokkers omgeving gokkers. Ik kwam daar vanwege mijn ex-man, die in ons huwelijk door zijn gokgedrag letterlijk op straat kwam te staan. We hadden samen een zoon. Ook na de scheiding bezocht ik trouw de AGOG, want ik vond er herkenning en een luisterend oor. Pieter was een ex-verslaafde die samen met zijn moeder en zus de dinsdag- en vrijdagavonden bezocht. We hadden een klik samen. We waren allebei nog jong, hij 26, ik 27, terwijl de meesten daar veel ouder waren. Pieter heeft me echt veroverd. Stopte briefjes achter mijn autoruit, gooide lieve kaartjes bij me in de bus. Ik woonde alleen met mijn zoon René en genoot van zijn aandacht. We gingen vaak op stap, deden leuke dingen. Pieter vond het niet erg dat ik een kind had. ‘Al heb je zes kinderen, ik vind je geweldig.’ Hij was een enorme charmeur.”

Clean

“Dat Pieter een ex-verslaafde gokker was, vond ik geen reden om hem af te wijzen. Mijn ouders waarschuwden me: ‘Denk aan alle ellende met je ex-man’, maar ik was eigenwijs. Ik was ervan overtuigd dat hij zijn leven had gebeterd. Hij had een 12-stappenplan doorlopen en was al zeven maanden clean. Bovendien werd hij hevig gecontroleerd door zijn moeder, bij wie hij woonde. Pieter moest elke euro die hij uitgaf verantwoorden, ieder bonnetje overleggen. Het is net als met een ex-alcoholist, je moet geen gelegenheid bieden om naar de fles, of in Pieters geval naar de gokkasten te grijpen.”

Zuinig

“In 2002 trouwden we, een jaar later kwam onze dochter Naomi ter wereld. Pieter was dolgelukkig met zijn kind en was een leuke papa. Hij vond een baan als vertegenwoordiger bij een verzekeringsmaatschappij. Op zich verdiende hij een goed salaris, maar omdat hij nog zo veel gokschulden had, leefden we zuinig. Samen losten we al zijn schulden af. In die jaren was ik nog vrij achterdochtig. Ik snuffelde in zijn jaszakken, doorzocht zijn auto op mogelijke aanwijzingen van gokgedrag, maar ik vond niks. Na verloop van tijd dacht ik dat ik de touwtjes kon laten vieren. Pieter was al zo lang clean, ik ging ervan uit dat hij niet meer zou gaan gokken. We waren heel happy samen. Ons huwelijk kende de normale ups en downs. Als we ruzie hadden, ging het alleen om geld: daar hadden we altijd te weinig van. Pieter werkte veel, maar op zondag was hij altijd bij mij en de kinderen. Dan trokken we naar de speeltuin, zaten we lekker op een terrasje of hij riep: ‘Kom laad de auto in, we gaan naar zee!’ Op een dag kwam Pieter thuis. Hij had ontslag genomen, want hij wilde graag samen een eigen bedrijf opzetten. Ik schrok dat hij zijn baan had opgegeven, maar snapte ook dat hij wat voor zichzelf wilde beginnen. Omdat Pieter vanwege zijn gokschulden geregistreerd stond, lukte het hem niet een bedrijf op te richten. Hij vroeg of het op mijn naam mocht. Ik zag er geen kwaad in. We spraken er niet uitgebreid over, Pieter gaf me wat papieren, die ik ondertekende. Later opende hij ook nog een licht technisch adviesbedrijf op mijn naam. Ik heb me daar nooit mee bemoeid. Boekhouden is niet mijn ding. Tot 2017 konden we goed rondkomen. Maar ineens veranderde er iets. Pieter werkte zich te barsten, maar bracht amper iets binnen. Ik snapte niet waar dat geld bleef. Pieter hield steeds vol dat het tijdelijk was. Als die ene klant binnen was, of als die factuur betaald werd, zou het goedkomen. Maar ik zag nooit iets terug. Om boodschappen te kunnen doen ging ik zwart wc’s poetsen. Eén keer vond ik een toegangspasje van het casino in zijn auto. Ik vroeg hem waarom hij zo’n pasje had. ‘O,’ zei Pieter, ‘ik repareer daar de verlichting.’ Ik vond het een logische verklaring. Maar waarschijnlijk is hij in die periode weer gaan gokken.”

Faillissement

“In 2018 ging Pieter lichamelijk sterk achteruit. Hij kwakkelde al langer met zijn gezondheid, maar kreeg ineens last van vreemde grote bulten op zijn benen en voeten. Hij strompelde en kon amper nog schoenen aan. Na lang zeuren van mijn kant stapte hij naar de huisarts, maar hij weigerde zich door te laten sturen naar een specialist. De huisarts dacht aan jicht en schreef medicijnen tegen jichtaanvallen voor. Op het laatst nam Pieter vijftien pillen per dag en slikte er ook nog ibuprofen bij. Ik maakte me grote zorgen en uitte mijn bezorgdheid bij onze huisarts. Maar die kon niets zolang Pieter niet zelf langs kwam. Pieter weigerde elke hulp. Hij wilde ook geen bloed laten prikken. Deels uit angst, hij was bang dat hij prostaatkanker had, daar was zijn vader aan overleden, maar hij verschuilde zich ook achter zijn werk. Met zijn bedrijf ging het inmiddels heel slecht. Zo slecht dat er in januari 2019 een faillissement moest worden aangevraagd. Volgens Pieter was dat mijn schuld. Ik had zijn administratie moeten doen en omdat ik dat niet had gewild, was het mis gegaan met de financiën. Dat kwetste me verschrikkelijk. Ik snapte er ook niets van. In december waren we nog met mijn ouders uit eten geweest en had hij alles betaald. Een maand later werd er beslag gelegd op zijn loon, zijn auto en zijn kantoor. Hoe kon dat? Maar veel tijd om me daarover echte zorgen te maken had ik niet, omdat het met Pieters gezondheid steeds slechter ging. Hij at maagtabletten alsof het pepermuntjes waren en zag asgrauw. Toch hield hij vol dat er niets aan de hand was. Met Pinksteren heb ik hem naar het ziekenhuis gesleurd. Hij gaf over en had vreselijke diarree, zijn ogen waren bloeddoorlopen en hij sloeg geel uit. Ik belde de eerste hulp en vertelde hun dat ik bang was dat het goed mis was. ‘Volgens mij gaat hij dood’, riep ik. In het ziekenhuis bleken zijn leverwaardes niet goed en wilden ze hem een nacht houden. Ze zouden ’s morgens verder gaan onderzoeken. Maar toen ik de volgende ochtend zijn kamer op kwam lopen, was Pieter hard aan het huilen. Hij had net te horen gekregen dat het foute boel was. Hij had uitgezaaide kanker. Ook ik moest erg huilen. Niet lang daarna kwam de oncoloog aan zijn bed met de precieze diagnose. Pieters buikvlies zat vol tumoren en uitzaaiingen. Net als in zijn maag en lever. De arts gaf hem nog hooguit een maand. Hij heeft uiteindelijk nog twee weken geleefd. Dagen die ik in een roes heb beleefd. Artsen schatten dat Pieter al twee jaar ernstig ziek moet zijn geweest. Die bulten waren geen jicht, maar uitingen van tumoren. Veel van zijn klachten werden verdoezeld door de medicijnen. De pijnstillers en ontstekingsremmers hielpen enigszins tegen de pijn van de kanker. Als Pieter niet zo eigenwijs was geweest, hadden ze meteen aan zijn bloed kunnen zien dat hij kanker had en had hij niet al op 44-jarige leeftijd hoeven sterven. Gek genoeg hield ik na de diagnose hoop dat er nog een genezing mogelijk was. Ik wilde er niet aan en moest door, ook voor de kinderen. Hij werd overgeplaatst naar een ander ziekenhuis, ver van ons vandaan. We hadden geen cent te makken, dus ik kon niet in een hotel bij hem in de buurt slapen. Als ik hem alleen sprak, vroeg ik hem naar zijn failliete bedrijf. ‘Hoe is dat toch gekomen?’ Ik was ongerust. Wat zou me te wachten staan als hij zou overlijden? Wat had hij gedaan? Ik vroeg Pieter ook of hij soms weer had gegokt. Maar nee, dat ontkende hij. Hij wilde met rust gelaten worden, ik moest niet zo zeuren.”

Deurwaarders

“Na zijn dood werd ik overspoeld met deurwaarders en schuldeisers. Van alle kanten werd er geld geëist. Ik had niet eens geld om hem te laten cremeren, dat heeft de gemeente betaald. In de weken erna brak de hel los. Vooral toen er ineens brieven van de Belastingdienst op de mat vielen met aanslagen van 5500 euro tot zelfs 60.000 euro. Ik begreep er niks van. Volgens de Belastingdienst maakte het eerste bedrijf van Pieter, waar ik destijds mijn handtekening voor had gezet, tonnen winst. En over die winst moest ik nog achterstallige belasting betalen. Maar ik wist van geen winst af. Sterker nog, ik wist niet eens dat dat bedrijf nog bestond! Ik rende helemaal over mijn toeren naar het belastingkantoor hier in de buurt. Daar reageerden ze kort: ‘Waarschijnlijk is er fraude op uw naam gepleegd.’ Iets waar Pieter aan mee had gewerkt. Om aan geld te komen heeft Pieter het bedrijf aan iemand verkocht die daarmee de belasting kon ontduiken. Er was een BV opgericht waar ik hoofdverantwoordelijke van was. Ik bleek een stille vennoot te hebben in Krimpen aan den IJssel, bezat een paardenmanege, dure auto’s, een boot en voor 30.000 euro aan lingerie. Er was zelfs een rekening op mijn naam waar op een gegeven moment 1,2 miljoen op stond. Ik had daar geen pasjes van en mocht er ook niets mee doen. Vermoedelijk kreeg Pieter daar af en toe een bedrag van om zijn gokverslaving te financieren. Want ook daar kwam ik na zijn dood achter: hij was weer zwaar verslaafd. Hij leidde een dubbelleven. Hij speelde de hardwerkende echtgenoot, terwijl hij zijn dagen sleet in het casino. Achteraf heb ik een plaat voor mijn hoofd gehad. Al die tijd dat ik dacht dat Pieter werkte, was hij aan het gokken. Ik kon hem nooit bereiken. Als ik hem belde, was hij altijd druk bezig. Na zijn dood kwam er steeds meer boven tafel. Hij bleek Naomi’s spaarrekening van 3000 euro te hebben geplunderd. In zijn spullen vond ik afschriften waar rare bedragen op stonden, gepind bij een niet nader omschreven geldautomaat. Blijkbaar mogen casino’s dat doen. Om het half uur had Pieter geld opgenomen: om 18.00 uur 50 euro, een half uur later 150 euro, dan weer eens 100 euro en uiteindelijk kostte zo’n avond hem zomaar duizend euro! Terwijl ik amper geld had om mijn dochter aan te kleden. Hij heeft veel in gokhallen in Venlo gezeten. Als ik daar nu met de bus langsrijd, denk ik: daar zit óns geld. Pieter is nu drie jaar dood en nog steeds zit ik tot aan mijn nek in de narigheid. Er staat geen euro op mijn rekening, ik heb geen auto, geen fiets, maar elke week vallen er brieven met ongelofelijke aanslagen op de deurmat. Volgens de rechtbank ben ik degene die tonnen heeft verdiend. Het is aan mij om te bewijzen dat er identiteitsfraude is gepleegd. Dat is heel lastig, want zij huren topadvocaten in en ik moet het doen met iemand van het juridisch loket. Ik heb hysterisch tegen de rechter gegild dat ik geen rooie cent heb, maar het maakt geen verschil. Overal staat mijn handtekening onder.”

Goedgelovig

“Ondertussen leef ik in armoede. Er is beslag gelegd op mijn inboedel en mijn weduwepensioen is stopgezet. Als ze dat namelijk toetsen aan ‘mijn’ inkomstenbelasting, heb ik te veel inkomen. Inmiddels loop ik bij een psychiater en slik ik antidepressiva. Op mijn ouders en enkele vrienden na wil ik niemand meer zien, iedereen kijkt me toch aan alsof ik gek ben. Hoe heb ik niet kunnen zien dat Pieter nog steeds een gokker was? Maar ik ben het schoolvoorbeeld van een goedgelovige vrouw en mijn man was gewoon een leuke man. Ik verloor niet alleen hem, maar ook mijn zorgeloosheid. Een koffer pakken en met de noorderzon vertrekken is verleidelijk, maar ik zal dat mijn kinderen niet aandoen. Naomi verdient een leuke jeugd en daar moet ik mijn best voor doen. Ik voel me heel erg in de steek gelaten door alles en iedereen, maar vooral door Pieter. Ik durf bijna niet te geloven dat hij me dit moedwillig heeft aangedaan.”