vrouw

Babette: ‘Ik wilde nooit kinderen, nu zorg ik voor de pubers van mijn overleden zus’

Sinds de zus van Babette (55) is overleden, zorgt ze met liefde voor haar zoons Sander (15) en Tom (13). Na een bewust kinderloos bestaan heeft ze nu ineens fulltime twee puberjongens in huis. “De afgelopen jaren waren zwaar, maar ik zou het zo weer doen.” 

“Vroeger wist ik het zeker: ik wil geen kinderen. Als ik moeders met peuters zag, dacht ik nooit: wauw, ik wil ook zo’n kleintje. Ik vind kinderen heus wel leuk, mijn rol als tante van de zoons van mijn zus Sandra beviel me prima. Maar er zelf aan beginnen? Nee. Ik dacht dat ik het niet aan zou kunnen. Die levenslange verantwoordelijkheid benauwde me. Toch zei ik ja toen mijn zus in op sterven lag en ze mij vroeg of ik voor haar zoons Sander, nu vijftien, en Tom, nu dertien, wilde gaan zorgen. Ik deed het uit liefde. Maar ik was naïef. Het is namelijk zwaarder dan ik had verwacht.

Sandra en ik waren de jongsten uit een gezin van tien kinderen. We scheelden slechts een jaar en onze broers en zussen zijn een paar jaar ouder, dus we trokken vooral met elkaar op. Onze band was heel hecht, ook al verschilden we van karakter. Ik ben teruggetrokken en vrij serieus. Sandra was de lolbroek, die nergens bang voor was en door het leven fladderde. Ik was geschokt toen bij haar borstkanker werd vastgesteld. Twee zussen van ons en ikzelf hadden ook weleens een knobbeltje gehad, maar dat waren cystes. Dat het bij Sandra niet onschuldig was, vond ik moeilijk te verkroppen.” 

Lees ook: Jeanette: ‘Mijn man overleed, niemand wist dat we in scheiding lagen’

Vanaf het moment van de diagnose was Sandra strijdlustig. ‘Het komt goed’, zei ze vastberaden. Daar hield ik me aan vast. Er zijn genoeg vrouwen die borstkanker overleven. Ze startte met chemotherapie en ik steunde haar. Ze was een alleenstaande moeder. De vader van haar kinderen kon niet omgaan met het vaderschap en had het gezin vlak na de geboorte van hun tweede zoon verlaten. Met mij kon Sandra het verdriet over haar ziekte delen, al gebeurde dat niet vaak. Ze was er heel rustig onder. Ze ging ervan uit dat ze de kanker zou overwinnen. Maar ze hield wel rekening met een andere afloop. Daarom vroeg ze op een dag of ik voor Sander en Tom wilde zorgen, mocht ze het niet overleven. Dat wilden de jongens het liefste, zei ze. Ik zei meteen
ja. Ik had jaren op mijn neefjes gepast en had een goede band met ze. Mijn andere broers en zussen waren minder hecht met ze. Daarbij waren sommigen van hen te oud om voor twee pubers te zorgen. Over de verantwoordelijkheid die op mijn schouders terecht zou komen, dacht ik nog niet echt na. Op dat moment voelde ik heel sterk: als mijn zus het niet overleeft, wil ik dit voor haar doen.”

Toch twijfelen

“Een tijd lang leek het niet zover te komen. De chemo’s sloegen aan en na een jaar werd Sandra schoon verklaard. Twee jaar lang ging het goed, toen kwam de kanker terug. De oncoloog zei dat Sandra niet meer te genezen was. Dat nieuws kwam keihard binnen. Mijn zus zou gaan sterven… Volgens de artsen was niet te zeggen hoelang ze nog had: maanden, misschien wel jaren. Het werden slechts zes weken. Sandra had altijd een vechtersmentaliteit gehad, maar nu ze wist dat ze niet kon winnen van die rotziekte, takelde ze snel af. Nu de zorg voor mijn neefjes ineens dichtbij kwam, begon ik te twijfelen. Mijn hart zei nog steeds dat ik het wilde doen, maar mijn verstand zei: kan ik dat wel? Wat als er ergens een leuk pleeggezin is waar ze het beter zullen hebben dan bij mij? Ik had niet voor niets gekozen voor een kinderloos bestaan, de moederrol paste niet bij me. Bovendien was ik net meer uren gaan werken bij de Belastingdienst. Hoe kon ik een werkweek van tweeëndertig uur combineren met de zorg voor twee kinderen? En mijn partner Hans, met wie ik sinds een paar jaar samen was, stond ook niet te springen om de nieuwe huisgenoten. Ons leven zou flink veranderen…

Ik besloot eerst maar eens informatie in te winnen bij Bureau Jeugdzorg. Daar kreeg ik te horen dat ze niet zomaar een blik pleeggezinnen konden opentrekken, en dat veel pleegouders maar één kind willen. Als Sander en Tom bij elkaar moesten blijven, was de enige optie een internaat. Die gedachte vond ik zo verschrikkelijk, dat ik het nu zeker wist: de jongens komen bij ons. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen mijn neefjes onder te brengen bij vreemden. Het leven van mij en Hans was er niet op ingericht, maar ik dacht: we vinden wel een weg. Bovendien waren Sander en Tom geen jonge kinderen meer, dus zo moeilijk kon het toch niet zijn? Toen ik Hans vroeg hoe hij ertegenaan keek, zei hij dat hij het niet toejuichte, maar wel akkoord ging. Hij zag ook wel in dat wij een betere optie waren dan een internaat of onbekende pleegouders. Dus toen Sandra mij opnieuw de vraag stelde, drie weken voor haar overlijden, beloofde ik: ‘Je hoeft je geen zorgen te maken, ik zal er altijd voor ze zijn.’”

Zo veel voor hun kiezen

“Als ik er nu op terugkijk, wist ik niet waar ik aan begon. Sander en Tom kwamen de dag van de uitvaart bij ons in huis en vanaf het begin waren er spanningen die ik niet had voorzien. Want hoe goed we elkaar ook kenden, onder één dak wonen is een ander verhaal. Als de jongens met opgetrokken benen aan tafel zaten of dubbel beleg op hun brood deden, zei ik er wat van. Dat was best moeilijk, want ik had enorm met ze te doen, maar ik deed het wel. Meestal reageerden ze dan geïrriteerd, omdat ze andere regels gewend waren. Ook met Hans ging het moeizaam. Voor de jongens was gamen een manier om met hun verdriet om te gaan, maar Hans vond het vreselijk dat ze constant achter de computer zaten. Hoewel ik het soms ook iets te veel van het goede vond, liet ik de jongens meestal hun gang gaan. Ik dacht: ze hebben zo veel voor hun kiezen gekregen, we moeten ze tijd gunnen om hun plekje te vinden. Hans begreep hun verdriet, maar hij verwachtte wel dat ze meehielpen in het huishouden. Sander riep dan: ‘Bemoei je er niet mee!’ Overdag waren de jongens alleen thuis, omdat Hans en ik lange dagen maakten op ons werk. Dat ging goed, maar als ik thuiskwam, vroegen ze meteen: ‘Wat eten we?’ Vroeger, als ik geen puf had om te koken, at ik een soepje met brood. Nu moest ik elke dag zorgen voor variatie aan tafel. Ook werd het huis sneller vuil en was er veel meer wasgoed Hans was als vanouds druk met zijn werk en bood niet echt een helpende hand. Omdat we niet op één lijn zaten, kwam onze relatie onder druk te staan. Ik werd steeds vermoeider, had amper tijd om het verlies van mijn zus te verwerken en kreeg ondertussen te maken met instanties waarvan ik het bestaan niet wist, onder meer over de financiële kant van de pleegzorg. Tot overmaat van ramp overleed mijn moeder tweeënhalve maand later aan de gevolgen van leukemie.”

Verdriet in stilte

“Hoe ik me staande hield? In het begin had ik steun van Hans, maar toen de spanningen toenamen, trok ik meer naar mijn zussen. Ik liet mijn tranen ook vaak de vrije loop in de auto, op weg naar mijn werk. Ik ben niet het type dat snel aanklopt bij een ander. Ik verwerk mijn verdriet liever in stilte. Het was een kwestie van inademen en doorgaan, zien te overleven. Het was moeilijk om positief te blijven, maar de strijdlust van mijn zus zit ook in mij. Ik dacht: hoe zwaar het ook is, er komt een moment dat het beter gaat. Uiteindelijk eisten alle spanningen toch hun tol. De afstand tussen mij en Hans was zo groot geworden, dat hij besloot een punt achter onze relatie te zetten. Het klinkt misschien vreemd, maar daar ben ik niet rouwig om. We waren uit elkaar gegroeid en onze liefde was weggeëbd. Heel jammer, maar ik heb er geen spijt van dat ik op Sander en Tom heb willen focussen. Zij zijn me dierbaar en ik heb het mijn zus beloofd. Als Hans daar niet mee akkoord was gegaan, was onze relatie waarschijnlijk wel daardoor stuk gelopen. Natuurlijk had ik de hoop dat we samen een weg zouden vinden, maar dat is helaas niet gelukt.”

Weer rust

“Een jaar geleden ben ik met de jongens verhuisd en dat heeft ons alle drie goed gedaan. Er is weer rust in ons leven. Niet alleen omdat de gespannen sfeer verdwenen is, maar ook omdat de jongens het verlies van hun moeder verwerken. Ze waren boos op alles en iedereen omdat ze het gevoel hadden dat ze er alleen voor stonden. Hoewel ze wel contact hebben met hun vader, zijn ze grotendeels zonder hem opgegroeid, en nu was ook hun moeder er niet meer. Mede dankzij rouwbegeleiding hebben ze meer vertrouwen gekregen en weten ze dat ik er altijd voor ze zal zijn, net als de rouwbegeleider en de huisarts. Tom kan zich op school nu beter concentreren en lacht weer. Ook Sander maakt stappen vooruit. Laatst stond ik burrito’s te maken en kwam hij me spontaan helpen met de saus. Eerst waren we drie individuen in één huis, nu vormen we een drie-eenheid.

Inmiddels ontvang ik een pleegoudervergoeding en ben ik teruggegaan naar een werkweek van vierentwintig uur, anders hield ik het niet vol. Ik merk dat ik steeds meer energie krijg en weer kan genieten. Vorig jaar dacht ik nog regelmatig: Sandra, kun je me geen seintje geven dat ik goed bezig ben? Maar nu heb ik er vertrouwen in dat ik het goed aanpak, ook al heb ik geen ervaring met opvoeden. Ik luister naar mijn gevoel. Ik leer de jongens hoe ze een ei moeten bakken, hoe ze hun bed moeten verschonen. Ik geef ze een thuisbasis en zorg dat ze later op eigen benen kunnen staan. Wat ik moeilijk vind? Consequent zijn. Ik ben denk ik iets te soft. Als ze zich makkelijk ziek melden op school of uren achter hun computer zitten, zou ik moeten optreden.”

Echt een verrijking

“Maar ach, ik ben allang blij dat het goed gaat. De grote verantwoordelijkheid waar ik voor vreesde, valt me reuze mee. Ik voel zo’n verwantschap met Sander en Tom, dat ik er met alle liefde voor hen wil zijn. Ze blijven natuurlijk wel mijn neefjes en zij zien mij niet als hun moeder. Ik heb ze ook gezegd dat ik de plek van Sandra nooit kan en wil innemen. Ze hebben maar één moeder en die is er helaas niet meer. Daarom doe ik er alles aan om Sandra’s werk voort te zetten en de jongens te begeleiden naar volwassenheid. De afgelopen twee jaar waren ontzettend zwaar, maar als je mij nu vraagt of ik het weer zou doen, is het antwoord ja. Met zo veel aandacht en zorg en minder vrije tijd is mijn leven totaal veranderd, maar ik zie het als een verrijking. Met de jongens gaat het steeds beter en dat verwarmt mijn hart. Ze zijn inmiddels zo belangrijk voor me geworden, dat ik niet meer zonder ze kan.”

Lees ook: Nienke: ‘Mijn man verliet me voor mijn zus’

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een digitaal abonnement op Vriendin.