Placeholder

Linda is 47 jaar en nog steeds onzeker

‘Het lijkt me vreselijk als mensen me onaardig vinden.’

‘Het lijkt me vreselijk
als mensen me onaardig vinden.’

Linda: “Ik vind mezelf een leuk, spontaan, creatief en aardig mens. Eigenlijk is er niet zo veel mis met mijn karakter. Ook doe ik het best goed als freelance tekstschrijver. En toch heb ik áltijd een stemmetje in mijn hoofd dat fluistert: ‘Straks val je door de mand!’ Alsof mijn omgeving plotseling tot inzicht komt en beseft dat ik niets voorstel. Dat heb ik vooral op het gebied van werk. Had ik die grote opdracht wel aan moeten nemen? Wat als ik het niet kan waarmaken? Helaas sijpelt mijn onzekerheid ook door in andere facetten van mijn leven.”  

Irritant stemmetje
“Als kind moest ik het niet van mijn uiterlijk hebben. Ik had een zwarte voortand, opzichtige beugel en een grote pleister op mijn luie oog. Mijn haar was dun en werd kort gehouden door mijn moeder. Vanaf mijn puberteit werd mijn uiterlijk belangrijker voor me. Plotseling zag ik prachtige meiden met lange lokken, grote ogen en een slank figuur. Dat frustreerde me enorm. Naast hen voelde ik me dik, terwijl ik dat, achteraf gezien, helemaal niet was. Als je me nu op straat ziet lopen, val ik waarschijnlijk niet op. Ik ben allergisch voor make-up, dus meer dan een beetje mascara gebruik ik niet. Ik doe mijn haar en pluk mijn wenkbrauwen in model. Op goede dagen ben ik trots dat ik zonder dichtgeplamuurd masker over straat durf. En tóch zegt dat irritante stemmetje: ‘Je zou meer moeten doen aan je uiterlijk!’ Als ik mezelf op een recente foto zie, ben ik superkritisch. Een stomme grijns of suffe oogopslag: er is altijd wel wat op aan te merken. Ik staar me blind op oneffenheden en zie nauwelijks positieve punten. Als ik foto’s van vroeger bekijk, blijk ik helemaal niet zo onaantrekkelijk als ik me toen voelde. Dan zie ik een stralende en vrolijke vrouw. Jammer dat ik dat toen weigerde te geloven.”  

Uit zelfbescherming
“Met vriendjes krijgen had ik nooit moeite. Ik was een laatbloeier en vond jongens lange tijd niet interessant, maar toen dat rond mijn twintigste veranderde, had ik best wat in te halen. Het begin van een relatie vond ik altijd leuk, maar al snel werd ik bang. Straks zal hij wel op me afknappen, omdat ik hysterisch doe of juist saai blijk te zijn, dacht ik altijd. Mijn ­relaties duurden nooit lang. Meestal was ik degene die het afkapte: misschien uit zelfbescherming. Mijn man ontmoette ik toen we allebei 27 jaar waren. Ik speelde in een toneelstuk waarvan hij het decor verzorgde. Hij had mij al zien staan en probeerde met me te flirten, maar ik pikte zijn signalen nauwelijks op. Pas tijdens een etentje met gezamenlijke vrienden zag ik hoe leuk hij was. Diezelfde avond stonden we het podium te vegen en straalden we als twee pubers naar elkaar. Het was ontspannen, onverwacht en ongedwongen. Toen we een relatie kregen, voelde ik me nog steeds op mijn gemak. Ik kon mezelf zijn en zag ons al samen oud worden. Helaas sloop de onzekerheid er, toen we een paar maanden een setje waren, toch weer in. Tijdens een van onze dates werd zowel mijn portemonnee als fiets gestolen. Ik was boos en chagrijnig. Uit frustratie moest ik zelfs huilen. Achteraf kon ik mezelf wel voor mijn hoofd slaan, want wat een afknapper moest dat zijn geweest! Wat zag hij in zo’n labiel en hysterisch wijf?”  

Lees het hele verhaal in Vriendin 2

Herken jij jezelf in dit verhaal? Reageer dan hieronder.